Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. mees:
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mear:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor mees (Spaans) in het Nederlands

mear:

mear werkwoord

  1. mear (orinar; hacer pis)
    plassen; urineren; wateren
    • plassen werkwoord (plas, plast, plaste, plasten, geplast)
    • urineren werkwoord (urineer, urineert, urineerde, urineerden, geurineerd)
    • wateren werkwoord (water, watert, waterde, waterden, gewaterd)
  2. mear (dar la lata; chinchar; machacar; )
    zemelen
    • zemelen werkwoord (zemel, zemelt, zemelde, zemelden, gezemeld)

Conjugations for mear:

presente
  1. meo
  2. meas
  3. mea
  4. meamos
  5. meáis
  6. mean
imperfecto
  1. meaba
  2. meabas
  3. meaba
  4. meábamos
  5. meabais
  6. meaban
indefinido
  1. meé
  2. measte
  3. meó
  4. meamos
  5. measteis
  6. mearon
fut. de ind.
  1. mearé
  2. mearás
  3. meará
  4. mearemos
  5. mearéis
  6. mearán
condic.
  1. mearía
  2. mearías
  3. mearía
  4. mearíamos
  5. mearíais
  6. mearían
pres. de subj.
  1. que mee
  2. que mees
  3. que mee
  4. que meemos
  5. que meéis
  6. que meen
imp. de subj.
  1. que meara
  2. que mearas
  3. que meara
  4. que meáramos
  5. que mearais
  6. que mearan
miscelánea
  1. ¡mea!
  2. ¡mead!
  3. ¡no mees!
  4. ¡no meéis!
  5. meado
  6. meando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

mear [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el mear (orinar)
    het plassen; zeiken
    • plassen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zeiken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plassen mear; orinar
zeiken mear; orinar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plassen hacer pis; mear; orinar
urineren hacer pis; mear; orinar
wateren hacer pis; mear; orinar
zeiken charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; demorar; demorarse; hacer más lento; parlotear; quejarse; retrasar; tardar; vacilar
zemelen chinchar; dar la lata; dar la murga; dar la paliza; dar la tabarra; gruñir; importunar; incordiar; lloriquear; machacar; mear; refunfuñar; remugar; renegar; rezongar

Synoniemen voor "mear":


Wiktionary: mear

mear
verb
  1. wateren, urineren
  2. plassen
  3. het legen van de blaas

Cross Translation:
FromToVia
mear plassen pee — to urinate
mear piesen; pissen piss(vulgar) to urinate
mear pissen; piesen pisser — Uriner
mear een plas doen; urineren urinerévacuer de l’urine.