Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. engel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor engel (Nederlands) in het Spaans

engel:

engel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de engel (lief persoon; engeltje)
    el amorcito; el ángel
    • amorcito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ángel [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de engel (hemelgeest)
    el ángel
    • ángel [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor engel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amorcito engel; engeltje; lief persoon
ángel engel; engeltje; hemelgeest; lief persoon beminde; duifje; godsbode; godsgezant; hemelbode; hemelse bode; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; schatteboutjes; scheetje; snoes

Verwante woorden van "engel":


Synoniemen voor "engel":


Verwante definities voor "engel":

  1. mens met vleugels, denkbeeldig wezen1
    • engelen wonen in de hemel1
  2. iemand die heel lief of behulpzaam is1
    • je bent een engel1

Wiktionary: engel


Cross Translation:
FromToVia
engel ángel angel — messenger from a deity
engel ángel EngelReligion: (zumeist mit Flügeln gedachtes) überirdisches Wesen, das als Bote Gottes fungiert
engel ángel ange — (religion) créature purement spirituelle, qu’on représente sous figure humaine, avec des ailes, et qui désigne tantôt un envoyé céleste, tantôt un pur esprit intermédiaire entre Dieu et les hommes.

Computer vertaling door derden: