Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knip (Nederlands) in het Spaans

knip:

knip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knip (portemonnaie; portemonnee; portefeuille; beurs)
    el monedero; el portamonedas; la cartera; el portafolios; el pestillo; la clavija
  2. de knip (deurknip)
    el cierre; el pestillo
    • cierre [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pestillo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de knip (knipsluiting; knipslot)
    el cierre; la cerradura
    • cierre [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerradura [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. de knip (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; schuif)
    el corte; el cerrojo; el pestillo; la tapa corrediza; el cierre; el pasador; el papirotazo

Vertaal Matrix voor knip:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cartera beurs; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee aktenmap; aktetas; billfold; boekentas; hoop; opeenstapeling; opstapeling; portfolio; schooltas; stapel; tas
cerradura knip; knipslot; knipsluiting afsluiting; citadel; conclusie; deurslot; dichtmaken; fietsslot; het afsluiten; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot; slotbeschouwing; sluiting; sluitingen
cerrojo grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam draaggrendel; grendel; schoot; schuif; tapbout; tong; verschuifbare sluiting
cierre deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; schuif; sluitinrichting voor deur of raam afschaffing; afsluiting; beëindigen; citadel; dichtmaken; fietsslot; het afsluiten; kasteel; opheffen; opheffing; ridderkasteel; ridderslot; rits; ritssluiting; slot; sluiting
clavija beurs; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee borgmoer; geldstuk; klamp; klem; klemhaak; klinknagel; knijp; mijt; munt; muntstuk; nagel; pen; penning; pin; speld; spie; spijker; veiligheidspal; veiligheidsspeld; zekerheidspen
corte grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam binnenplaats; boterham; coiffure; coupe; coupure; cour; doorsnee; gesnij; gevolg; haarsnit; hof; hofhouding; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; knipje; ondereinde; onderkant; ontering; pasvorm; plak brood; salarisvermindering; snede; snee; sneetje; snijvlak; snijwond; snit; uitsnede; uitsnijding; verlaging; vierhoek
monedero beurs; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee geldbuidel
papirotazo grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam
pasador grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam borgmoer; ordeteken; spie
pestillo beurs; deurknip; grendel; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee; schuif; sluitinrichting voor deur of raam deurklink; draaggrendel; hendel; klink; kruk
portafolios beurs; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee
portamonedas beurs; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee geldbuidel
tapa corrediza grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam

Verwante woorden van "knip":


Wiktionary: knip


Cross Translation:
FromToVia
knip broche; hebilla; corchete; manija clasp — fastener or holder
knip papirote fillip — the act of releasing the index finger from the hold of a thumb with a snap

knip vorm van knippen:

knippen werkwoord (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)

  1. knippen (afknippen; couperen)
    cortar
  2. knippen (coifferen; kappen)
    cortar; cortarse; punzar; recortar
  3. knippen (snoeien; trimmen; besnoeien)
    podar
  4. knippen
    recortar

Conjugations for knippen:

o.t.t.
  1. knip
  2. knipt
  3. knipt
  4. knippen
  5. knippen
  6. knippen
o.v.t.
  1. knipte
  2. knipte
  3. knipte
  4. knipten
  5. knipten
  6. knipten
v.t.t.
  1. heb geknipt
  2. hebt geknipt
  3. heeft geknipt
  4. hebben geknipt
  5. hebben geknipt
  6. hebben geknipt
v.v.t.
  1. had geknipt
  2. had geknipt
  3. had geknipt
  4. hadden geknipt
  5. hadden geknipt
  6. hadden geknipt
o.t.t.t.
  1. zal knippen
  2. zult knippen
  3. zal knippen
  4. zullen knippen
  5. zullen knippen
  6. zullen knippen
o.v.t.t.
  1. zou knippen
  2. zou knippen
  3. zou knippen
  4. zouden knippen
  5. zouden knippen
  6. zouden knippen
en verder
  1. is geknipt
diversen
  1. knip!
  2. knipt!
  3. geknipt
  4. knippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knippen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de knippen (knipsluitingen; knipsloten)
    el cerrojos; el pestillos

Vertaal Matrix voor knippen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrojos knippen; knipsloten; knipsluitingen grendels; knipbeugels; latwerk; raster; rastering; spijlen; traliewerk; traliën
cortar afhakken; afhouwen; afknippen; afsnijden; kappen; omhakken; vellen
pestillos knippen; knipsloten; knipsluitingen knipbeugels
podar besnoeiing; snoeiing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar afknippen; coifferen; couperen; kappen; knippen afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknotten; afsluiten; afsnijden; bijknippen; concluderen; creneleren; dichtdoen; doen ophouden; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; een beetje knippen; een gevolgtrekking maken; fijnhakken; grootspreken; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; insnijden; kleinhakken; kleinmaken; klieven; kloven; kort knippen; kort maken; korten; lossnijden; omhouwen; onderbreken; opensnijden; opmaken uit; opscheppen; opsnijden; scheiden; snijden; snoeven; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; uitknippen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
cortarse coifferen; kappen; knippen blijven steken; haperen; op hetzelfde niveau blijven; ophouden; opspringen; springen; stagneren; stokken; temporiseren; vastlopen; vertragen
podar besnoeien; knippen; snoeien; trimmen kort knippen; kort maken; korten; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
punzar coifferen; kappen; knippen priemen
recortar coifferen; kappen; knippen achteruitgaan; afnemen; beknotten; beperken; bijknippen; bijsnijden; bomen kappen; declineren; een beetje knippen; hakken; houwen; inperken; kappen; kleiner maken; minder worden; minimaliseren; omhakken; uitknippen; vellen; verkleinen; wegsnijden
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar knippen

Verwante woorden van "knippen":


Verwante definities voor "knippen":

  1. er met een schaar een snee in maken1
    • ik knip een artikel uit de krant1
  2. je vinger van je duim laten springen en zo geluid maken1
    • hij knipte met zijn vingers en de ober verscheen1

Wiktionary: knippen


Cross Translation:
FromToVia
knippen cortar cut — to cease recording
knippen castrar neuter — to remove sex organs from an animal
knippen cizallar; cortar shear — to cut
knippen recortar; trinchar découpercouper par morceaux une pièce de viande ou détacher un à un les membres d’une pièce de volaille, de gibier.
knippen agujerear; horadar; perforar percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général).
knippen cortar; esquilar; rapar tondrecouper à ras la laine ou le poil des bêtes.