Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rondgaan (Nederlands) in het Spaans
rondgaan:
-
rondgaan (de ronde doen)
Conjugations for rondgaan:
o.t.t.
- ga rond
- gaat rond
- gaat rond
- gaan rond
- gaan rond
- gaan rond
o.v.t.
- ging rond
- ging rond
- ging rond
- gingen rond
- gingen rond
- gingen rond
v.t.t.
- ben rondgegaan
- bent rondgegaan
- is rondgegaan
- zijn rondgegaan
- zijn rondgegaan
- zijn rondgegaan
v.v.t.
- was rondgegaan
- was rondgegaan
- was rondgegaan
- waren rondgegaan
- waren rondgegaan
- waren rondgegaan
o.t.t.t.
- zal rondgaan
- zult rondgaan
- zal rondgaan
- zullen rondgaan
- zullen rondgaan
- zullen rondgaan
o.v.t.t.
- zou rondgaan
- zou rondgaan
- zou rondgaan
- zouden rondgaan
- zouden rondgaan
- zouden rondgaan
diversen
- ga rond!
- gaat rond!
- rondgegaan
- rondgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rondgaan:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circular | aankondigen; aanschrijving; aanzeggen; aanzegging; circulaire; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen; nieuwsbrief; rondschrijven | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circular | de ronde doen; rondgaan | circuleren; in omloop zijn; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen |
dar vueltas | de ronde doen; rondgaan | buitelen; cirkelen; draaien; duikelen; duizelen; flikkeren; in de war maken; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; kolken; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; tuimelen; vallen; verrollen; wentelen; wervelen; wielen; zwieren |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circular | bol; cirkelvormig; kogelrond; kringvormig; rond; sferisch |