Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor doof (Nederlands) in het Spaans
doof:
-
doof
Vertaal Matrix voor doof:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sordo | dove | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
duro de oído | doof | gehoorgestoord; hardhorend; hardhorig; slechthorend |
sordo | doof | gehoorgestoord; grauwkleurig; grijs; hardhorend; hardhorig; slechthorend; toonloos; zonder toon |
Verwante woorden van "doof":
Verwante definities voor "doof":
Wiktionary: doof
doof
Cross Translation:
adjective
-
niet of minder goed tot horen in staat zijn
- doof → sordo
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• doof | → sordo | ↔ deaf — unable to hear |
• doof | → sordo | ↔ taub — absolut gehörlos, nicht hörend |
• doof | → sordo | ↔ taub — eine Identität als taube Person habend, der Taubseinskultur zugehörig |
• doof | → sordo; embotado; obtuso | ↔ sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe |
doof vorm van doven:
-
doven (smoren; uitblussen; uitdoven)
extinguir; apagar; extinguirse; ahogar; apagarse-
extinguir werkwoord
-
apagar werkwoord
-
extinguirse werkwoord
-
ahogar werkwoord
-
apagarse werkwoord
-
-
doven (uitblussen; blussen; uitdoven)
Conjugations for doven:
o.t.t.
- doof
- dooft
- dooft
- doven
- doven
- doven
o.v.t.
- doofde
- doofde
- doofde
- doofden
- doofden
- doofden
v.t.t.
- heb gedoofd
- hebt gedoofd
- heeft gedoofd
- hebben gedoofd
- hebben gedoofd
- hebben gedoofd
v.v.t.
- had gedoofd
- had gedoofd
- had gedoofd
- hadden gedoofd
- hadden gedoofd
- hadden gedoofd
o.t.t.t.
- zal doven
- zult doven
- zal doven
- zullen doven
- zullen doven
- zullen doven
o.v.t.t.
- zou doven
- zou doven
- zou doven
- zouden doven
- zouden doven
- zouden doven
en verder
- is gedoofd
- zijn gedoofd
diversen
- doof!
- dooft!
- gedoofd
- dovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor doven:
Verwante woorden van "doven":
Wiktionary: doven
doven
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• doven | → apagar; extinguir | ↔ douse — put out; extinguish |
• doven | → extinguir; apagar | ↔ extinguish — to put out, as in fire; to end burning; to quench |
• doven | → extinguir | ↔ put out — extinguish |
• doven | → apagar; extinguir | ↔ éteindre — cesser l’ignition d’une chose. |