Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- uitschakelen:
-
Wiktionary:
- uitschakelen → desconectar, desenchufar, desacoplar
- uitschakelen → desactivar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitschakelen (Nederlands) in het Spaans
uitschakelen:
-
uitschakelen (uitmaken; uitzetten; afzetten; uitdoen)
-
uitschakelen (op non-actief stellen; uitrangeren)
poner en excedencia-
poner en excedencia werkwoord
-
-
uitschakelen
desactivar-
desactivar werkwoord
-
-
uitschakelen
deshabilitar-
deshabilitar werkwoord
-
-
uitschakelen
desconectar-
desconectar werkwoord
-
Conjugations for uitschakelen:
o.t.t.
- schakel uit
- schakelt uit
- schakelt uit
- schakelen uit
- schakelen uit
- schakelen uit
o.v.t.
- schakelde uit
- schakelde uit
- schakelde uit
- schakelden uit
- schakelden uit
- schakelden uit
v.t.t.
- heb uitgeschakeld
- hebt uitgeschakeld
- heeft uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
v.v.t.
- had uitgeschakeld
- had uitgeschakeld
- had uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
o.t.t.t.
- zal uitschakelen
- zult uitschakelen
- zal uitschakelen
- zullen uitschakelen
- zullen uitschakelen
- zullen uitschakelen
o.v.t.t.
- zou uitschakelen
- zou uitschakelen
- zou uitschakelen
- zouden uitschakelen
- zouden uitschakelen
- zouden uitschakelen
en verder
- ben uitgeschakeld
- bent uitgeschakeld
- is uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
diversen
- schakel uit!
- schakelt uit!
- uitgeschakeld
- uitschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitschakelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desconectar | loskoppelen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desactivar | uitschakelen | |
desconectar | afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten | afbakenen; afkoppelen; afpalen; afsluiten; afzetten; amputeren; begrenzen; concluderen; debrayeren; dichtdoen; een gevolgtrekking maken; loskrijgen; losmaken; lostornen; omlijnen; ontkoppelen; opmaken uit; stilzetten; stoppen; tornen; tot stilstand brengen; uithalen; uittrekken; verbinding verbreken; verneuken |
desenchufar | afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten | |
deshabilitar | uitschakelen | |
poner en excedencia | op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen |
Wiktionary: uitschakelen
uitschakelen
Cross Translation:
verb
-
door andere schakeling deactiveren
- uitschakelen → desconectar; desenchufar; desacoplar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitschakelen | → desactivar | ↔ disable — to deactivate a function of an electronical or mechanical device |