Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overwegen (Nederlands) in het Spaans

overwegen:

overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)

  1. overwegen (beschouwen; overdenken; afwegen)
    considerar; pensar; contemplar; reflexionar sobre; estudiar; reflexionar; conmemorar; reflejar; examinar; reflectar
  2. overwegen (overleggen; beraadslagen)
  3. overwegen (afwegen; overdenken)
  4. overwegen (in overweging nemen; considereren)

Conjugations for overwegen:

o.t.t.
  1. overweeg
  2. overweegt
  3. overweegt
  4. overwegen
  5. overwegen
  6. overwegen
o.v.t.
  1. overwoog
  2. overwoog
  3. overwoog
  4. overwogen
  5. overwogen
  6. overwogen
v.t.t.
  1. heb overwogen
  2. hebt overwogen
  3. heeft overwogen
  4. hebben overwogen
  5. hebben overwogen
  6. hebben overwogen
v.v.t.
  1. had overwogen
  2. had overwogen
  3. had overwogen
  4. hadden overwogen
  5. hadden overwogen
  6. hadden overwogen
o.t.t.t.
  1. zal overwegen
  2. zult overwegen
  3. zal overwegen
  4. zullen overwegen
  5. zullen overwegen
  6. zullen overwegen
o.v.t.t.
  1. zou overwegen
  2. zou overwegen
  3. zou overwegen
  4. zouden overwegen
  5. zouden overwegen
  6. zouden overwegen
en verder
  1. is overwogen
  2. zijn overwogen
diversen
  1. overweeg!
  2. overweegt!
  3. overwogen
  4. overwegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overwegen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overwegen (afwegen)
    la consideración

Vertaal Matrix voor overwegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consideración afwegen; overwegen afweging; barmhartigheid; beschouwing; bespiegeling; clementie; compassie; consideratie; eerbaarheid; emotionaliteit; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; gevoeligheid; gevoeligheid mbt het betamelijke; goedertierenheid; inschikkelijkheid; keurigheid; kiesheid; mededogen; mildheid; netheid; observatie; overdenking; overdenking met commentaar; overweging; toegeeflijkheid; toegevendheid; welwillendheid
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
estudiar bekwamen; blokken; leren; studeren
pensar denken; prakkizeren
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adivinar afwegen; overdenken; overwegen adviseren; beschuldigen; betichten; gissen; gissing maken; iets aanraden; incrimineren; ingeven; postuleren; raden; suggereren; tegemoetzien; uitkijken naar; verdacht maken; verdenken; verwachten; vooronderstellen; voorspellen; voortellen; vooruitzien; waarzeggen; wichelen
appreciar afwegen; overdenken; overwegen adviseren; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren
conferenciar beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
conjeturar afwegen; overdenken; overwegen adviseren; beschuldigen; betichten; gissen; gissing maken; iets aanraden; incrimineren; ingeven; postuleren; raden; suggereren; verdacht maken; verdenken; vooronderstellen
conmemorar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen celebreren; een jubileum meemaken; feesten; feestvieren; gedenken; herdenken; jubileren; memoriseren; onthouden; terughalen; terugroepen; vieren
considerar afwegen; beraadslagen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overleggen; overwegen aanmerken; aannemen; afwegen; bedenken; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; geloven; iets overwegen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overpeinzen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden
contemplar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aanschouwen; bedenken; bekijken; beschouwen; bespiegelen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; nadenken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; overdenken; overpeinzen; peinzen; signaleren; speurend kijken; staren; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
deliberar beraadslagen; overleggen; overwegen bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over; raad inwinnen; zich beraden
estimar afwegen; overdenken; overwegen adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; beramen; berekenen; gissen; gissing maken; iets aanraden; ingeven; inschatten; op prijs stellen; prijzen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren; van een prijs voorzien; waarderen
estudiar afwegen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overwegen aankijken; aanleren; bekijken; bestuderen; blikken; blikken werpen; blokken; eigen maken; gadeslaan; instuderen; leren; oppikken; opsteken; studeren; toeschouwen; verwerven
examinar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aankijken; aftasten; bekijken; beproeven; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overhoren; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
hacer conjeturas afwegen; overdenken; overwegen adviseren; gissen; gissing maken; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren
meditar considereren; in overweging nemen; overwegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen
pensar afwegen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overwegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; denken; fantaseren; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; prakkiseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voelen; voorwenden
reflectar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen
reflejar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen afspiegelen; belichten; beschrijven; echoën; galmen; met licht beschijnen; overzetten; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; translateren; vertalen; vertolken; weergalmen; weergeven; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen; weerspiegelen
reflexionar afwegen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overwegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; bezinnen; in gedachten verzonken zijn; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; prakkiseren; raad inwinnen; zich beraden
reflexionar sobre afwegen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overwegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden
- wikken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
examinar bladeren; browsen; zoeken

Verwante woorden van "overwegen":


Synoniemen voor "overwegen":

  • wikken

Verwante definities voor "overwegen":

  1. voor- en nadelen afwegen1
    • ik heb het voorstel overwogen1

Wiktionary: overwegen

overwegen
verb
  1. de voor- en nadelen bezien alvorens een beslissing te nemen

Cross Translation:
FromToVia
overwegen considerar consider — think of doing
overwegen deliberar deliberate — consider carefully
overwegen rumiar mull — to work over mentally
overwegen considerar bedenken — sich gedanklich mit etwas auseinandersetzen
overwegen reflexionar; pensar aviser — Faire réflexion sur quelque chose
overwegen considerar; tomar en consideración considérerregarder attentivement.

overweg:

overweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de overweg
    la encrucijada; el cruce; la cruza; el cruzamiento; el cruce múltiple; el punto de intersección; la encrucijada de caminos

Vertaal Matrix voor overweg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cruce overweg aftakking; bastaard; driesprong; hybride; knooppunt; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; punt waar lijnen elkaar kruisen; splitsing; tweesprong; verkeersknooppunt; vertakking; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad
cruce múltiple overweg aftakking; driesprong; knooppunt; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; splitsing; verkeersknooppunt; vertakking; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad
cruza overweg oversteek; oversteekplaats; voetgangersoversteekplaats; zebrapad
cruzamiento overweg bastaard; hybride; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; splitsing; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad
encrucijada overweg aftakking; driesprong; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; splitsing; vertakking; viersprong; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad
encrucijada de caminos overweg aftakking; driesprong; knooppunt; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; splitsing; verkeersknooppunt; vertakking; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad
punto de intersección overweg aftakking; driesprong; kruising; kruising van straten; kruispunt; oversteek; oversteekplaats; punt waar lijnen elkaar kruisen; snijpunt; splitsing; vertakking; voetgangersoversteekplaats; wegkruising; wegsplitsing; zebrapad

Verwante woorden van "overweg":


Verwante definities voor "overweg":

  1. ermee om kunnen gaan1
    • ik kan niet met hem overweg1

Wiktionary: overweg


Cross Translation:
FromToVia
overweg paso a nivel level crossing — at-grade crossing
overweg paso a nivel passage à niveau — ferro|fr Endroit où une route et une voie ferrée se rencontrent à niveau, c’est-à-dire au même niveau, contrairement à un pont-route (la route passe au-dessus de la voie ferrée) ou à un pont-rail (la voie ferrée passe au-dessus de la route).

Verwante vertalingen van overwegen