Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verontrustend (Nederlands) in het Spaans
verontrustend:
-
verontrustend (onrustbarend; angstwekkend; ontstellend)
alarmante; preocupante; inquietante; estremecedor-
alarmante bijvoeglijk naamwoord
-
preocupante bijvoeglijk naamwoord
-
inquietante bijvoeglijk naamwoord
-
estremecedor bijvoeglijk naamwoord
-
-
verontrustend (onrustbarend; zorgelijk; zorgwekkend)
alarmante; aterrador; inquietante; estremecedor-
alarmante bijvoeglijk naamwoord
-
aterrador bijvoeglijk naamwoord
-
inquietante bijvoeglijk naamwoord
-
estremecedor bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verontrustend:
Wiktionary: verontrustend
verontrustend
adjective
-
onrust veroorzakend
- verontrustend → inquietante
verontrustend vorm van verontrusten:
-
verontrusten (ontstellen)
Conjugations for verontrusten:
o.t.t.
- verontrust
- verontrust
- verontrust
- verontrusten
- verontrusten
- verontrusten
o.v.t.
- verontrustte
- verontrustte
- verontrustte
- verontrustten
- verontrustten
- verontrustten
v.t.t.
- heb verontrust
- hebt verontrust
- heeft verontrust
- hebben verontrust
- hebben verontrust
- hebben verontrust
v.v.t.
- had verontrust
- had verontrust
- had verontrust
- hadden verontrust
- hadden verontrust
- hadden verontrust
o.t.t.t.
- zal verontrusten
- zult verontrusten
- zal verontrusten
- zullen verontrusten
- zullen verontrusten
- zullen verontrusten
o.v.t.t.
- zou verontrusten
- zou verontrusten
- zou verontrusten
- zouden verontrusten
- zouden verontrusten
- zouden verontrusten
diversen
- verontrust!
- verontrust!
- verontrust
- verontrustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verontrusten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inquietar | zorg inboezemen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alarmar | ontstellen; verontrusten | alarmeren; informeren; inlichten; ongerust maken; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen |
atemorizar | ontstellen; verontrusten | afschrikken; alarmeren; bang maken; beangstigen; benauwen; informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verschrikken; verwittigen; waarschuwen |
inquietar | ontstellen; verontrusten | alarmeren; beklemmen; benauwen; ongerust maken |