Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- leer:
-
leren:
- aprender; estudiar; comenzar; alzar; seguir estudios; adquirir; encender; cursar; estallar; enseñar; dar clases; sacar; recibir; conseguir; apoderarse de; practicar; educar; formar; reanimar; amarrar; seguir una carrera; capacitarse para; acostumbrarse; habituarse a; acostumbrar; aclimatarse; familiarizarse con; acostumbrarse a; hacerse a; adaptarse; contraer el hábito de
- estudiar; aprender
-
Wiktionary:
- leer → cuero, piel, escalera de mano, escalera portátil, escala, doctrina
- leren → aprender
- leren → espigar, aprender, estudiar, aprendizaje, enseñar, dar clase, instruir
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- leer:
-
Wiktionary:
- leer → lezen
- leer → lezen, voorlezen, doorbladeren, diagonaal
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor leer (Nederlands) in het Spaans
leer:
-
de leer (klimladder; ladder)
-
de leer (geloofsleer; leerstelling; leerstuk; lering)
-
het leer (leder)
– dierehuid die bewerkt is 1
Vertaal Matrix voor leer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cuero | leder; leer | huid; vel |
doctrina | geloofsleer; leer; leerstelling; leerstuk; lering | confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte; leerstelsel; leersysteem |
dogma | geloofsleer; leer; leerstelling; leerstuk; lering | dogma; geloofsartikel; leerbegrip; leerstelling; vaststaande leerstelling |
escalera de mano | klimladder; ladder; leer | trapladder; trapleer |
Verwante woorden van "leer":
Verwante definities voor "leer":
Wiktionary: leer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leer | → cuero; piel | ↔ hide — skin of an animal |
• leer | → cuero | ↔ leather — material produced by tanning animal skin |
• leer | → cuero | ↔ Leder — Material aus gerben Tierhaut |
• leer | → escalera de mano; escalera portátil; escala | ↔ Leiter — aus zwei über Sprossen oder Stufen verbundene Längsstangen (Holmen) bestehendes Gerät, mithilfe dessen eine Person zu etwas hinauf- beziehungsweise von etwas hinabsteigen kann |
• leer | → doctrina | ↔ doctrine — (religion) philosophie|fr maximes, opinions, notions, postuler vraies, qui permettent d’orienter l’action humaine et d’interpréter les faits. Ce que l’on croire ou qu’on enseigner. |
leer vorm van leren:
-
leren (aanleren; verwerven; opsteken; oppikken; eigen maken)
-
leren (onderwijzen)
-
leren (onderwijzen)
-
leren (kennis opdoen; opsteken; meekrijgen; oppikken; meepikken)
-
leren (instuderen)
-
leren (bijbrengen; onderwijzen)
-
leren (studeren; blokken)
estudiar; aprender; seguir estudios; amarrar; seguir una carrera; capacitarse para; cursar-
estudiar werkwoord
-
aprender werkwoord
-
seguir estudios werkwoord
-
amarrar werkwoord
-
seguir una carrera werkwoord
-
capacitarse para werkwoord
-
cursar werkwoord
-
-
leren (eigenmaken; aanwennen; gewend raken)
acostumbrarse; habituarse a; acostumbrar; aclimatarse; familiarizarse con; acostumbrarse a; hacerse a; adaptarse; contraer el hábito de-
acostumbrarse werkwoord
-
habituarse a werkwoord
-
acostumbrar werkwoord
-
aclimatarse werkwoord
-
familiarizarse con werkwoord
-
acostumbrarse a werkwoord
-
hacerse a werkwoord
-
adaptarse werkwoord
-
contraer el hábito de werkwoord
-
Conjugations for leren:
o.t.t.
- leer
- leert
- leert
- leren
- leren
- leren
o.v.t.
- leerde
- leerde
- leerde
- leerden
- leerden
- leerden
v.t.t.
- heb geleerd
- hebt geleerd
- heeft geleerd
- hebben geleerd
- hebben geleerd
- hebben geleerd
v.v.t.
- had geleerd
- had geleerd
- had geleerd
- hadden geleerd
- hadden geleerd
- hadden geleerd
o.t.t.t.
- zal leren
- zult leren
- zal leren
- zullen leren
- zullen leren
- zullen leren
o.v.t.t.
- zou leren
- zou leren
- zou leren
- zouden leren
- zouden leren
- zouden leren
en verder
- is geleerd
- zijn geleerd
diversen
- leer!
- leert!
- geleerd
- lerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor leren:
Verwante woorden van "leren":
Verwante definities voor "leren":
Wiktionary: leren
leren
Cross Translation:
verb
-
kennis of vaardigheid verwerven
- leren → aprender
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leren | → espigar | ↔ glean — gather information in small amounts, with implied difficulty, bit by bit |
• leren | → aprender | ↔ learn — to acquire knowledge or ability |
• leren | → estudiar | ↔ learn — to be studying |
• leren | → aprendizaje | ↔ learning — action of the verb |
• leren | → estudiar | ↔ study — to revise/review materials |
• leren | → enseñar | ↔ teach — to pass on knowledge |
• leren | → enseñar | ↔ lehren — (intransitiv), (transitiv): jemandem etwas (Lehrstoff, Wissen, Fertigkeiten, …) vermitteln, beibringen; jemanden in etwas unterrichten, unterweisen |
• leren | → enseñar; dar clase | ↔ unterrichten — jemandem etwas beibringen |
• leren | → aprender; enseñar; instruir | ↔ apprendre — acquérir une connaissance ou un savoir-faire. |
• leren | → enseñar; instruir | ↔ enseigner — Traductions à trier suivant le sens |
Verwante vertalingen van leer
Spaans
Uitgebreide vertaling voor leer (Spaans) in het Nederlands
leer:
-
leer
-
leer (leer otra vez; releer; repasar; volver a leer)
-
leer (preparase leyendo; habituarse a la lectura)
Conjugations for leer:
presente
- leo
- lees
- lee
- leemos
- leéis
- leen
imperfecto
- leía
- leías
- leía
- leíamos
- leíais
- leían
indefinido
- leí
- leíste
- leyó
- leímos
- leísteis
- leyeron
fut. de ind.
- leeré
- leerás
- leerá
- leeremos
- leeréis
- leerán
condic.
- leería
- leerías
- leería
- leeríamos
- leeríais
- leerían
pres. de subj.
- que lea
- que leas
- que lea
- que leamos
- que leáis
- que lean
imp. de subj.
- que leyera
- que leyeras
- que leyera
- que leyéramos
- que leyerais
- que leyeran
miscelánea
- ¡lee!
- ¡leed!
- ¡no leas!
- ¡no leáis!
- leído
- leyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor leer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lezen | lectura | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inlezen | habituarse a la lectura; leer; preparase leyendo | |
lezen | leer | |
nalezen | leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer | |
opnieuw lezen | leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer | |
overlezen | leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer | releer; volver a leer |
Synoniemen voor "leer":
Wiktionary: leer
leer
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leer | → lezen | ↔ lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen |
• leer | → lezen | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• leer | → voorlezen | ↔ read — speak aloud words or other information that is written |
• leer | → doorbladeren; diagonaal; lezen | ↔ skim — read quickly, skipping some detail |
• leer | → lezen | ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support. |