Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acritud
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
bitsheid; bitsigheid; geslepenheid; gewiekstheid; kattigheid; pinnigheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid; vinnigheid
|
alma
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; levensader; mentaliteit; natuur; ziel
|
animosidad
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
animositeit; begeerte; heftig verlangen; lust; vete; vijandschap
|
ardor
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; felheid; fut; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; momentum; puf; werklust
|
aandrift; begeren; bruine rot; drift; driftstroom; elan; gloed; gloeiing; hartstocht; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; lust; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; pit; seksuele begeerte; smachten; verlangen; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; wensen; werklust; werkzaamheid; ziel; zucht
|
arrebato
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
aanval; bevlieging; drift; driftstroom; gevoel; instinct; intuïtie; ontlading; opwelling; plotselinge uitbarsting; vlaag; voortgedreven vee
|
aspereza
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
barsheid; bitsheid; bitsigheid; grofheid; kattigheid; puntig zijn; puntigheid; ruigheid; ruw van makelij; scherpheid; scherpte; snibbigheid; spitsheid; vinnigheid
|
autoridad
|
kracht; macht; vermogen
|
autoriteit; autoriteiten; bevoegdheid; competentie; force majeure; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; heerschappij; instantie; invloed; kabinet; macht; overmacht; regering
|
brusquedad
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
barsheid; bitsheid; bitsigheid; bruskheid; bruuskheid; kattigheid; vinnigheid
|
brío
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
elan; gloed; pit; vlam; vuur
|
capacidad
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capabelheid; capaciteit; competentie; draagkracht; draagvermogen; gave; geschiktheid; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; knobbel; kundigheid; kwaliteit; laadvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft; volume; wat ergens in zit
|
capacidad laboral
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
arbeidskracht; arbeidsvermogen; krachtdadigheid; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
|
causticidad
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
bitsigheid
|
dinamismo
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; macht; sterkte; vermogen
|
|
dominio
|
kracht; macht; vermogen
|
TLD; autoriteit; bedwang; beheersing; bezitting; boedel; district; domein; gebiedsdeel; gezag; heerschappij; huisraad; inboedel; invloed; macht; mate van bekwaamheid; rayon; rayon van een bedrijf; topleveldomein
|
empuje
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
band; boekdeel; deel; doortastendheid; dynamiek; elasticiteit; geluidsniveau; gevoel; instinct; intuïtie; katoen; katoenstof; ondernemingslust; pit; stuwkracht; vliegreis; vliegtocht; vlucht; volume; voortstuwing; vruchtenpit
|
energía
|
aandrift; capaciteit; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; kracht; macht; momentum; puf; sterkte; vermogen; werklust
|
daadkrachtigheid; doortastendheid; drift; dynamiek; electrische stroom; energie; hartstocht; invloed; krachtdadigheid; macht; passie; stroom; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid; vuur
|
entusiasmo
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
animo; belangstelling; betovering; bevlogenheid; bezieling; elan; enthousiasme; extase; fascinatie; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; gloed; ijver; ijverigheid; interesse; krachtdadigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; opgetogenheid; pit; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortvarendheid; vuur; werklust; werkzaamheid; zin
|
espíritu
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
spirits; spiritus; ziel
|
fervor
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; felheid; fut; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; momentum; puf; werklust
|
aandrift; bruine rot; drift; enthousiasme; gedrevenheid; genoegen; genot; houtrot; instinct; lust; seksuele begeerte; voortgedreven vee; wellust
|
fortaleza
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; macht; sterkte; vermogen
|
aandrijving; bastion; bolwerk; burcht; citadel; deurslot; fort; kasteel; krachtdadigheid; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterkte; stuwkracht; versterkte plaats; voortstuwing
|
fuego
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
brand; drift; fik; genoegen; genot; haardvuur; hartstocht; lust; passie; vuur; vuurtje; wellust
|
fuerza
|
aandrift; capaciteit; daadkracht; energie; esprit; felheid; fut; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; macht; momentum; puf; sterkte; vermogen; werklust
|
aandrijving; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; fermheid; flinkheid; forsheid; gehardheid; gestaaldheid; geweld; koenheid; krachtdadigheid; kranigheid; moed; onversaagdheid; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid
|
ganas de trabajar
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
krachtdadigheid; voortvarendheid
|
impetuosidad
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
driftigheid; heftigheid; onstuimigheid; turbulentie; woeligheid
|
intensidad
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
felheid; gedrevenheid; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
|
interés
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
aandacht; aangaan; animo; belang; belangstelling; betreffen; fascinatie; geboeidheid; gewichtigheid; interesse; nut; nuttigheid; rente; waarde; zin
|
poder
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
autorisatie; autoriteit; fiat; geven van volmacht; gezag; gouvernement; heerschappij; kabinet; lastbrief; lastgeving; licentie; macht; machtiging; machtigingsformulier; mandaat; procuratie; regering; toestemming; vergunning; volmacht
|
potencia
|
capaciteit; kracht; macht; vermogen
|
bekwaamheid; capaciteit; gezag; graad; kwaliteit; macht; militaire rang; mogendheden; mogendheid; ter zake kundigheid
|
potencial
|
kracht; macht; vermogen
|
gezag; macht; veldsterkte
|
potestad
|
kracht; macht; vermogen
|
|
profundidad
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
degelijkheid; diepte; gedegenheid; grondigheid
|
vehemencia
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
driftigheid; heftigheid
|
vigencia
|
kracht; macht; vermogen
|
geldigheid; geldigheidsduur; gelding; geldingsdrang; krachtdadigheid; levensduur; lichamelijke geschiktheid; termijn van geldigheid; validiteit
|
vigor
|
kracht; macht; vermogen
|
aandrijving; betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; gehardheid; gestaaldheid; krachtdadigheid; kranigheid; pittigheid; soliditeit; stevigheid; stuwkracht; voortstuwing
|
violencia
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
agressiviteit; geweld; gewelddaad; gewelddadigheid; geweldpleging; onbeheerstheid; onbesuisdheid
|
vitalidad
|
dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; macht; sterkte; vermogen
|
groeikracht; krachtdadigheid; levenskracht; levensmoed; levensvatbaarheid; vitaliteit
|
ímpetu
|
felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
|
elan; felheid; gedrevenheid; gloed; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onbeheerstheid; onbesuisdheid; overmoed; pit; roekeloosheid; vermetelheid; vlam; vlijt; vlijtigheid; vuur; waaghalzerij; werklust; werkzaamheid
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
poder
|
|
iets mogen; mogen
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dominio
|
|
domein
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrebato
|
|
impulsief; in een opwelling
|
fuerza
|
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig
|
potencial
|
|
latent; potentieel
|