Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gebonden (Nederlands) in het Spaans
gebonden:
-
gebonden (niet vrij)
comprometido; atado; ligado; entregado a; obligado; obligatorio-
comprometido bijvoeglijk naamwoord
-
atado bijvoeglijk naamwoord
-
ligado bijvoeglijk naamwoord
-
entregado a bijvoeglijk naamwoord
-
obligado bijvoeglijk naamwoord
-
obligatorio bijvoeglijk naamwoord
-
-
gebonden
Vertaal Matrix voor gebonden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
atado | vastketenen; vastkluisteren; vastleggen | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dependiente | gebonden | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
atado | gebonden; niet vrij | dichtgeknoopt; geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd; onvrij; opgebonden; vastgebonden; vastgemaakt |
comprometido | gebonden; niet vrij | betrokken; ermee gemoeid zijn; onvrij |
dependiente | afhankelijk; bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; onzelfstandig | |
entregado a | gebonden; niet vrij | onvrij |
ligado | gebonden; niet vrij | onvrij |
obligado | gebonden; niet vrij | dwangmatig; gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrij; onvrijwillig; reglementair; vereist; verplicht |
obligatorio | gebonden; niet vrij | bindende; dwangmatig; dwingend; gebiedend; gedwongen; geforceerd; gelastend; imperatief; obligaat; obligatoir; onvrij; onvrijwillig; plichtmatig; reglementair; vereisend; vereist; verplicht; verplichtend |
Verwante woorden van "gebonden":
binden:
-
binden (boekbinden; inbinden)
encuadernar-
encuadernar werkwoord
-
-
binden (knevelen; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
-
binden (ketenen; boeien; kluisteren)
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor binden:
Verwante definities voor "binden":
Wiktionary: binden
binden
Cross Translation:
verb
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → atar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → atar; ligar; amarrar | ↔ tie — to attach or fasten with string |
• binden | → anudar; ligar; atar | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → ligar; atar; encuadernar | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → apretar | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |