Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vloeien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vloeien (Nederlands) in het Spaans

vloeien:

vloeien werkwoord (vloei, vloeit, vloeide, vloeiden, gevloeid)

  1. vloeien (stromen; lopen)
    correr; fluir; verter
  2. vloeien (in stralen lopen)

Conjugations for vloeien:

o.t.t.
  1. vloei
  2. vloeit
  3. vloeit
  4. vloeien
  5. vloeien
  6. vloeien
o.v.t.
  1. vloeide
  2. vloeide
  3. vloeide
  4. vloeiden
  5. vloeiden
  6. vloeiden
v.t.t.
  1. ben gevloeid
  2. bent gevloeid
  3. is gevloeid
  4. zijn gevloeid
  5. zijn gevloeid
  6. zijn gevloeid
v.v.t.
  1. was gevloeid
  2. was gevloeid
  3. was gevloeid
  4. waren gevloeid
  5. waren gevloeid
  6. waren gevloeid
o.t.t.t.
  1. zal vloeien
  2. zult vloeien
  3. zal vloeien
  4. zullen vloeien
  5. zullen vloeien
  6. zullen vloeien
o.v.t.t.
  1. zou vloeien
  2. zou vloeien
  3. zou vloeien
  4. zouden vloeien
  5. zouden vloeien
  6. zouden vloeien
diversen
  1. vloei!
  2. vloeit!
  3. gevloeid
  4. vloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vloeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chorrear in stralen lopen; vloeien afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; sijpelen; uitdruppelen
correr lopen; stromen; vloeien aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stappen; uitdruppelen; vlieden; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen
fluir in stralen lopen; lopen; stromen; vloeien vlieden; vluchten; wegvluchten
salir a borbotones in stralen lopen; vloeien
salir a raudales in stralen lopen; vloeien
verter lopen; stromen; vloeien afdruipen; afscheiden; afvoeren; deponeren; doneren; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lozen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; sijpelen; uitdruppelen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; vergieten

Verwante woorden van "vloeien":

  • vloei

Wiktionary: vloeien

vloeien
verb
  1. zacht stromen

Cross Translation:
FromToVia
vloeien flotar float — move in a fluid manner
vloeien fluir flow — to move as a fluid
vloeien flujo Fluss — ein stetiger Ablauf; das Fließen
vloeien fluir fließen — (intransitiv) von einer Flüssigkeit: sich kontinuierlich bewegen
vloeien circular fließen — (intransitiv) Physik: austauschen von Ladungsträgern
vloeien darse fließen — (intransitiv) Wirtschaft: transferieren von Zahlungsmitteln
vloeien manar; chorrear couler — Traductions à trier suivant le sens

vloei:


Verwante woorden van "vloei":