Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pogen (Nederlands) in het Spaans

pogen:

pogen werkwoord (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)

  1. pogen (proberen; trachten)
    tratar; intentar

Conjugations for pogen:

o.t.t.
  1. poog
  2. poogt
  3. poogt
  4. pogen
  5. pogen
  6. pogen
o.v.t.
  1. poogde
  2. poogde
  3. poogde
  4. poogden
  5. poogden
  6. poogden
v.t.t.
  1. heb gepoogd
  2. hebt gepoogd
  3. heeft gepoogd
  4. hebben gepoogd
  5. hebben gepoogd
  6. hebben gepoogd
v.v.t.
  1. had gepoogd
  2. had gepoogd
  3. had gepoogd
  4. hadden gepoogd
  5. hadden gepoogd
  6. hadden gepoogd
o.t.t.t.
  1. zal pogen
  2. zult pogen
  3. zal pogen
  4. zullen pogen
  5. zullen pogen
  6. zullen pogen
o.v.t.t.
  1. zou pogen
  2. zou pogen
  3. zou pogen
  4. zouden pogen
  5. zouden pogen
  6. zouden pogen
diversen
  1. poog!
  2. poogt!
  3. gepoogd
  4. pogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

pogen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. pogen (beogen; streven; ambitie; )
    el ambicionar; el pretender; el aspirar a; el empeñarse en; el apuntar a; el dar forraje

Vertaal Matrix voor pogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambicionar aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
apuntar a aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten mikken op
aspirar a aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten mikken op
dar forraje aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
empeñarse en aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
pretender aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
tratar proberen; trachten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambicionar ambiëren; begeren; doelen; ijveren; streven; verlangen
apuntar a doelen
aspirar a ambiëren; doelen; ijlen; ijveren; jachten; jagen; jakkeren; mikken op; najagen; nastreven; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; streven; streven naar; trachten te verkrijgen; vervolgen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
empeñarse en doelen; ijveren; mikken op; streven; streven naar
intentar pogen; proberen; trachten beproeven; betrachten; ijveren; proberen; streven; uitproberen; van plan zijn; voorhebben
pretender aanmatigen; ambiëren; bedoelen; beweren; ergens iets mee willen zeggen; fingeren; huichelen; menen; pretenderen; simuleren; stellen; van mening zijn; veinzen; verklaren; voorgeven; voorwenden; zich verbeelden
tratar pogen; proberen; trachten aanpakken; aanvatten; behandelen; bejegenen; betrachten; iets afhandelen; onder behandeling nemen; onderuithalen; proberen; tekkelen; verzorgen
- proberen; trachten

Synoniemen voor "pogen":


Verwante definities voor "pogen":

  1. er je best voor doen1
    • ik poogde het woord te schrijven1

Wiktionary: pogen

pogen
verb
  1. iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken

Cross Translation:
FromToVia
pogen tratar; intentar attempt — to try
pogen intentar; tratar try — to attempt
pogen afligir; entristecer; esforzarse; afanarse peiner — Faire de la peine, causer du chagrin, de l’inquiétude, affliger.