Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bochel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bochel (Nederlands) in het Spaans

bochel:

bochel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bochel (bult)
    el chichón; el bulto; la chepa; el cheposo; la desigualdad; la joroba; el jorobado; el chipojo
    • chichón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bulto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • chepa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cheposo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • desigualdad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • joroba [la ~] zelfstandig naamwoord
    • jorobado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • chipojo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bochel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulto bochel; bult baal; bobbel; bolling; buil; bult; gezwel; hobbeling; kneuswond; kneuzing; knobbel; knoest; kwast; letsel; moot; opgezwollen plek; opzetting; pak; plak; pukkel; rugzak; tranche; tumor; uitpuiling; uitstulping; zwelling
chepa bochel; bult
cheposo bochel; bult
chichón bochel; bult
chipojo bochel; bult
desigualdad bochel; bult bobbel; hobbel; hobbeligheid; hobbeling; oneffenheid; ongelijkheid; ruwheid; uit de hoogte doen; verhevenheid
joroba bochel; bult
jorobado bochel; bult bultenaar; gebochelde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jorobado bochelig; gebocheld

Verwante woorden van "bochel":

  • bochels, bocheltje

Wiktionary: bochel


Cross Translation:
FromToVia
bochel giba; joroba; córcova; tuberosidad; tubérculo bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.

Computer vertaling door derden: