Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ruïneren (Nederlands) in het Spaans
ruineren:
-
ruineren (verwoesten; vernietigen; vernielen; slopen; afbreken)
Vertaal Matrix voor ruineren:
ruïneren:
-
ruïneren (in de war sturen; bederven; verzieken; nekken)
corromper; estropear; malograr; destruir; degenerar; malear; echar a perder; degenerarse-
corromper werkwoord
-
estropear werkwoord
-
malograr werkwoord
-
destruir werkwoord
-
degenerar werkwoord
-
malear werkwoord
-
echar a perder werkwoord
-
degenerarse werkwoord
-
Conjugations for ruïneren:
o.t.t.
- ruïneer
- ruïneert
- ruïneert
- ruïneren
- ruïneren
- ruïneren
o.v.t.
- ruïneerde
- ruïneerde
- ruïneerde
- ruïneerden
- ruïneerden
- ruïneerden
v.t.t.
- ben geruïneerd
- bent geruïneerd
- is geruïneerd
- zijn geruïneerd
- zijn geruïneerd
- zijn geruïneerd
v.v.t.
- was geruïneerd
- was geruïneerd
- was geruïneerd
- waren geruïneerd
- waren geruïneerd
- waren geruïneerd
o.t.t.t.
- zal ruïneren
- zult ruïneren
- zal ruïneren
- zullen ruïneren
- zullen ruïneren
- zullen ruïneren
o.v.t.t.
- zou ruïneren
- zou ruïneren
- zou ruïneren
- zouden ruïneren
- zouden ruïneren
- zouden ruïneren
en verder
- heb geruïneerd
- hebt geruïneerd
- heeft geruïneerd
- hebben geruïneerd
- hebben geruïneerd
- hebben geruïneerd
diversen
- ruïneer!
- ruïneert!
- geruïneerd
- ruïnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ruïneren:
Wiktionary: ruïneren
ruïneren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ruïneren | → maldecir | ↔ bane — to be the bane of |
• ruïneren | → desbaratar; arruinar | ↔ ruin — to cause the ruin of |
• ruïneren | → bajar; inclinar | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• ruïneren | → asolar | ↔ ravager — faire du ravage. |