Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontwaren (Nederlands) in het Spaans

ontwaren:

ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)

  1. ontwaren (aanschouwen; zien; opmerken; )
    ver; mirar; observar; distinguir; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar
  2. ontwaren (bespeuren; zien; voelen; )
    darse cuenta de; observar; percibir; entrever; advertir
  3. ontwaren (ontdekken; opsporen)
  4. ontwaren (gewaarworden; onderscheiden; te zien krijgen)
    distinguir; percibir; distinguirse; destacarse; mirar; discernir; percatarse de

Conjugations for ontwaren:

o.t.t.
  1. ontwaar
  2. ontwaart
  3. ontwaart
  4. ontwaren
  5. ontwaren
  6. ontwaren
o.v.t.
  1. ontwaarde
  2. ontwaarde
  3. ontwaarde
  4. ontwaarden
  5. ontwaarden
  6. ontwaarden
v.t.t.
  1. heb ontwaard
  2. hebt ontwaard
  3. heeft ontwaard
  4. hebben ontwaard
  5. hebben ontwaard
  6. hebben ontwaard
v.v.t.
  1. had ontwaard
  2. had ontwaard
  3. had ontwaard
  4. hadden ontwaard
  5. hadden ontwaard
  6. hadden ontwaard
o.t.t.t.
  1. zal ontwaren
  2. zult ontwaren
  3. zal ontwaren
  4. zullen ontwaren
  5. zullen ontwaren
  6. zullen ontwaren
o.v.t.t.
  1. zou ontwaren
  2. zou ontwaren
  3. zou ontwaren
  4. zouden ontwaren
  5. zouden ontwaren
  6. zouden ontwaren
en verder
  1. ben ontwaard
  2. bent ontwaard
  3. is ontwaard
  4. zijn ontwaard
  5. zijn ontwaard
  6. zijn ontwaard
diversen
  1. ontwaar!
  2. ontwaart!
  3. ontwaard
  4. ontwarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontwaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
mirar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken; kijken
percibir innen
ver aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abarcar con la vista aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien inspecteren; overzien
advertir bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien attenderen; bemerken; bewust maken; gewaarworden; informeren; inlichten; inseinen; kennisgeven van; merken; op de hoogte brengen; opmerken; signaleren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarnemen; waarschuwen; wijzen; zeggen
atisbar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien beloeren
contemplar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien afwegen; bedenken; bekijken; beschouwen; bespiegelen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; nadenken; observeren; opletten; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; signaleren; speurend kijken; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
darse cuenta de aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; voelen; waarnemen; zien begrijpen; bemerken; beseffen; doorzien; een blik werpen; gewaarworden; inzien; merken; met het verstand vatten; onderkennen; opmerken; realiseren; signaleren; snappen; waarnemen
desempeñar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien beoefenen; bijleggen; functie bekleden; goedmaken; onderscheiden; ruzie afsluiten; uit elkaar houden; uiteenhouden; uitoefenen; vervullen
destacarse aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien afsteken; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; eruit springen; in het oog lopen; naar de vijand overlopen; onderscheiden; opvallen; ridderen; uitspringen; uitsteken; van elkaar onderscheiden
diferenciar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien decoreren; differentiëren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; onderscheid maken; onderscheiden; ridderen; schelen; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; verschil maken; verschillen
diferenciarse aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien afwijken; differentiëren; een ereteken geven; onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; verschillen
discernir aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; onderscheid maken; onderscheiden; ridderen; uit elkaar houden; uiteenhouden
distinguir aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien aankijken; bekijken; bemerken; beseffen; differentiëren; doorzien; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; horen; inzien; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheid maken; onderscheiden; opmerken; realiseren; signaleren; tekenen; toeschouwen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien
distinguirse aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien een ereteken geven; excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uit elkaar houden; uitblinken; uitblinken boven; uiteenhouden; uitmunten; uitsteken; van elkaar onderscheiden
divisar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien doorvorsen; naspeuring doen; onderscheiden; rechercheren; snuffelen; speuren; uit elkaar houden; uiteenhouden
entrever bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
experimentar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien beleven; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; inleven; invoelen; meeleven; meemaken; ondervinden; verdragen; verduren; verteren; voelen
hojear aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aankijken; bekijken; bladeren; blikken; blikken werpen; doorbladeren; gadeslaan; toeschouwen
luquear aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
mirar aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien aankijken; bekijken; beproeven; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; keuren; kijken; koekeloeren; observeren; onderzoeken; opletten; schouwen; speurend kijken; staren; testen; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; waarnemen; zien
notar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aankijken; aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; bekijken; bemerken; berispen; beschuldigen; blameren; gadeslaan; gewaarworden; gispen; horen; kijken; laken; merken; nadragen; observeren; opmerken; signaleren; terechtwijzen; toeschouwen; vermanen; verwijten; voelen; voor de voeten gooien; voorhouden; waarnemen; zien
observar aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanmerken; aanzien; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; opletten; opmerken; schouwen; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
percatarse de aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien bekijken; bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toezien; waarmerken; waarnemen; zien
percibir aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanzien; bekijken; bemerken; casseren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; opletten; opmerken; signaleren; toeschouwen; toezien; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
reemplazar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aflossen; negeren; remplaceren; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; vernieuwen; vervangen; verwisselen
sacar en claro ontdekken; ontwaren; opsporen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
señalar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aanmerken; bekrachtigen; bemerken; berispen; bestempelen; certificeren; gewaarworden; manen; merken; onderstrepen; opmerken; seinen; signalen geven; signaleren; terechtwijzen; vermanen; waarmerken; waarnemen; waarschuwen; wijzen naar
solucionar ontdekken; ontwaren; opsporen afdoen; in orde maken; klaren; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; regelen; tot een oplossing brengen
substituir aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
suplir aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bijleggen; extra betalen; geld toe leggen; nabezorgen; naleveren; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
ver aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien aankijken; bekijken; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; signaleren; toeschouwen; voelen; waarmerken; waarnemen; weergeven; zien
vislumbrar aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien doorvorsen

Wiktionary: ontwaren

ontwaren
verb
  1. een moeilijk waarneembaar object beginnen waar te nemen

Cross Translation:
FromToVia
ontwaren advertir; notar; observar; distinguir apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord.