Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ontroerd:
  2. ontroeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontroerd (Nederlands) in het Spaans

ontroerd:

ontroerd bijvoeglijk naamwoord

  1. ontroerd
    conmovido; emocionado; impresionado; afectado

Vertaal Matrix voor ontroerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afectado benadeelde; bezwendelde; gedupeerde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afectado ontroerd aanstellerig; dikdoenerig; geaffecteerd; gecreëerd; gedwongen; geforceerd; gekunsteld; gemaakt; gemaakte gevoelens; geschapen; getroffen; gewrongen; gezocht; onnatuurlijk; onthutst; ontsteld; onvrijwillig; overdreven; paf; perplex; theatraal; verplicht
conmovido ontroerd aangedaan; bewogen; emotioneel; gepassioneerd; geraakt; geroerd; getoucheerd; getroffen; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; onthutst; ontsteld; paf; perplex
emocionado ontroerd aangedaan; bewogen; emotioneel; gepassioneerd; geroerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd
impresionado ontroerd getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex

Wiktionary: ontroerd

ontroerd
adjective
  1. een staat waarin een persoon verkeert als iets hem of haar emotioneel geraakt heeft

ontroerd vorm van ontroeren:

ontroeren werkwoord (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)

  1. ontroeren (treffen; raken)
    mover; conmover; emocionar; revolver
  2. ontroeren (aangrijpen)
    agarrar; conmocionar

Conjugations for ontroeren:

o.t.t.
  1. ontroer
  2. ontroert
  3. ontroert
  4. ontroeren
  5. ontroeren
  6. ontroeren
o.v.t.
  1. ontroerde
  2. ontroerde
  3. ontroerde
  4. ontroerden
  5. ontroerden
  6. ontroerden
v.t.t.
  1. ben ontroerd
  2. bent ontroerd
  3. is ontroerd
  4. zijn ontroerd
  5. zijn ontroerd
  6. zijn ontroerd
v.v.t.
  1. was ontroerd
  2. was ontroerd
  3. was ontroerd
  4. waren ontroerd
  5. waren ontroerd
  6. waren ontroerd
o.t.t.t.
  1. zal ontroeren
  2. zult ontroeren
  3. zal ontroeren
  4. zullen ontroeren
  5. zullen ontroeren
  6. zullen ontroeren
o.v.t.t.
  1. zou ontroeren
  2. zou ontroeren
  3. zou ontroeren
  4. zouden ontroeren
  5. zouden ontroeren
  6. zouden ontroeren
diversen
  1. ontroer!
  2. ontroert!
  3. ontroerd
  4. ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontroeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar aangrijpen; ontroeren aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; binden; boeien; graaien; grabbelen; grijpen; inhaken; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; omklemmen; pakken; snuffelen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
conmocionar aangrijpen; ontroeren
conmover ontroeren; raken; treffen beroeren; bewegen; beïnvloeden; omroeren; opschudden; raken; roeren; treffen; zich verplaatsen
emocionar ontroeren; raken; treffen beroeren; raken; treffen
mover ontroeren; raken; treffen beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
revolver ontroeren; raken; treffen beroeren; bewegen; graaien; grabbelen; in beweging brengen; in iets rondtasten; overhoop halen; raken; rommelen; rondwroeten; snuffelen; treffen

Wiktionary: ontroeren

ontroeren
verb
  1. gevoelens van medeleven, vertedering of getroffenheid oproepen

Cross Translation:
FromToVia
ontroeren conmover; afectar affect — to move to emotion
ontroeren conmover; emocionar move — to arouse the feelings or passions of
ontroeren tocar touch — affect emotionally
ontroeren remover; mover; conmover; emocionar remuermouvoir, déplacer.
ontroeren conmover; emocionar; agitar; perturbar émouvoirprovoquer une émotion.