Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ham:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ham (Nederlands) in het Spaans

ham:

ham [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ham (achterbout van varken)
    el jamón; el muslo
    • jamón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • muslo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ham:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jamón achterbout van varken; ham dij; dikke deel van bovenbeen; femur
muslo achterbout van varken; ham bovenbeen; dij; dikke deel van bovenbeen; femur

Verwante woorden van "ham":


Verwante definities voor "ham":

  1. stuk vlees van bil of schouder van varken1
    • wil jij ook een plakje ham op brood?1

Wiktionary: ham

ham
noun
  1. het vlees van de achterkant van een varken
  2. anatomie|nld een dikke dij van een mens

Cross Translation:
FromToVia
ham jamón ham — thigh of a hog cured for food
ham jamón SchinkenFleisch der Schenkel von Schlachtvieh meist im engeren Sinne von Schweinen
ham jamón jamboncuisse (partie supérieure de la patte arrière) d'un suidé (porc ou sanglier), qui a été préparée par cuisson, salage, fumage ou boucanage, comme nourriture.