Nederlands
Uitgebreide vertaling voor deren (Nederlands) in het Spaans
deren:
-
deren
doler; herir; afectar; dañar; lastimar; debilitar; perjudicar; ofender; deteriorar; lesionar; hacer daño; causar perjuicio; hacer daño a-
doler werkwoord
-
herir werkwoord
-
afectar werkwoord
-
dañar werkwoord
-
lastimar werkwoord
-
debilitar werkwoord
-
perjudicar werkwoord
-
ofender werkwoord
-
deteriorar werkwoord
-
lesionar werkwoord
-
hacer daño werkwoord
-
causar perjuicio werkwoord
-
hacer daño a werkwoord
-
Conjugations for deren:
o.t.t.
- deer
- deert
- deert
- deren
- deren
- deren
o.v.t.
- deerde
- deerde
- deerde
- deerden
- deerden
- deerden
v.t.t.
- heb gedeerd
- hebt gedeerd
- heeft gedeerd
- hebben gedeerd
- hebben gedeerd
- hebben gedeerd
v.v.t.
- had gedeerd
- had gedeerd
- had gedeerd
- hadden gedeerd
- hadden gedeerd
- hadden gedeerd
o.t.t.t.
- zal deren
- zult deren
- zal deren
- zullen deren
- zullen deren
- zullen deren
o.v.t.t.
- zou deren
- zou deren
- zou deren
- zouden deren
- zouden deren
- zouden deren
diversen
- deer!
- deert!
- gedeerd
- derend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor deren:
Wiktionary: deren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deren | → perjudicar | ↔ nuire — Causer du tort, porter dommage à quelqu’un. |