Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. boon:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor boon:
    • frijol


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boon (Nederlands) in het Spaans

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de boon (bruine boon)
    la haba; la alubia; la judía
    • haba [la ~] zelfstandig naamwoord
    • alubia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • judía [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de boon (sperzieboon)
    la judía verde

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alubia boon; bruine boon
haba boon; bruine boon
judía boon; bruine boon Jodin
judía verde boon; sperzieboon prinsessenboon; slaboon

Verwante woorden van "boon":

  • bonen, boontje, boontjes

Verwante definities voor "boon":

  1. lange smalle groene peulvrucht1
    • we eten sperziebonen vanavond1
  2. ovaal of rond zaad van een peulvrucht1
    • we eten vanavond bruine bonen1

Wiktionary: boon

boon
noun
  1. een eetbare peulvrucht

Cross Translation:
FromToVia
boon haba; alubia; judía; habichuela; frijol; poroto bean — seed
boon judia; haba; frijol Bohne — Pflanze (oder Teil) verschiedener Schmetterlingsblütler
boon haba fèvelégumineuse cultivée pour sa graine

Verwante vertalingen van boon