Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- beïnvloeden:
-
Wiktionary:
- beïnvloeden → influir, afectar
- beïnvloeden → afectar, influenciar, influir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beïnvloeden (Nederlands) in het Spaans
beïnvloeden:
-
beïnvloeden (treffen; raken)
influenciar; afectar; influir en; conmover; tener suerte; adoptar; tener que ver con-
influenciar werkwoord
-
afectar werkwoord
-
influir en werkwoord
-
conmover werkwoord
-
tener suerte werkwoord
-
adoptar werkwoord
-
tener que ver con werkwoord
-
-
beïnvloeden
influir en-
influir en werkwoord
-
Conjugations for beïnvloeden:
o.t.t.
- beïnvloed
- beïnvloedt
- beïnvloedt
- beïnvloeden
- beïnvloeden
- beïnvloeden
o.v.t.
- beïnvloedde
- beïnvloedde
- beïnvloedde
- beïnvloedden
- beïnvloedden
- beïnvloedden
v.t.t.
- heb beïnvloed
- hebt beïnvloed
- heeft beïnvloed
- hebben beïnvloed
- hebben beïnvloed
- hebben beïnvloed
v.v.t.
- had beïnvloed
- had beïnvloed
- had beïnvloed
- hadden beïnvloed
- hadden beïnvloed
- hadden beïnvloed
o.t.t.t.
- zal beïnvloeden
- zult beïnvloeden
- zal beïnvloeden
- zullen beïnvloeden
- zullen beïnvloeden
- zullen beïnvloeden
o.v.t.t.
- zou beïnvloeden
- zou beïnvloeden
- zou beïnvloeden
- zouden beïnvloeden
- zouden beïnvloeden
- zouden beïnvloeden
diversen
- beïnvloed!
- beïnvloedt!
- beïnvloed
- beïnvloedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beïnvloeden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adoptar | beïnvloeden; raken; treffen | aannemen; adopteren; annexeren; beroeren; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; inlijven; overnemen; raken; treffen |
afectar | beïnvloeden; raken; treffen | aangaan; afbreuk doen aan; belasteren; benadelen; betreffen; bezeren; blesseren; deren; duperen; inwerken; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; slaan op; smaden; verwonden |
conmover | beïnvloeden; raken; treffen | beroeren; bewegen; omroeren; ontroeren; opschudden; raken; roeren; treffen; zich verplaatsen |
influenciar | beïnvloeden; raken; treffen | |
influir en | beïnvloeden; raken; treffen | |
tener que ver con | beïnvloeden; raken; treffen | |
tener suerte | beïnvloeden; raken; treffen | beroeren; boffen; geluk hebben; het treffen; mazzel hebben; raken; treffen; zwijnen |
Wiktionary: beïnvloeden
beïnvloeden
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beïnvloeden | → afectar | ↔ affect — to influence or alter |
• beïnvloeden | → influenciar; influir | ↔ influence — transitive: to exert an influence upon |
• beïnvloeden | → influir | ↔ influer — faire impression sur une chose, exercer sur elle une action qui tendre à la modifier. |