Nederlands
Uitgebreide vertaling voor assimileren (Nederlands) in het Spaans
assimileren:
-
assimileren
Conjugations for assimileren:
o.t.t.
- assimileer
- assimileert
- assimileert
- assimileren
- assimileren
- assimileren
o.v.t.
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerden
- assimileerden
- assimileerden
v.t.t.
- heb geassimileerd
- hebt geassimileerd
- heeft geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
v.v.t.
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
o.t.t.t.
- zal assimileren
- zult assimileren
- zal assimileren
- zullen assimileren
- zullen assimileren
- zullen assimileren
o.v.t.t.
- zou assimileren
- zou assimileren
- zou assimileren
- zouden assimileren
- zouden assimileren
- zouden assimileren
diversen
- assimileer!
- assimileert!
- geassimileerd
- assimilerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
assimileren
la asimilación
Vertaal Matrix voor assimileren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
asimilación | assimileren | assimilatie; gelijkmaken; nivelleren; verwerking |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
asimilar | assimileren |
Wiktionary: assimileren
assimileren
Cross Translation:
verb
-
doen opgaan van een minderheidsgroep in een gevestigde gemeenschap
- assimileren → asimilar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• assimileren | → asimilar | ↔ assimiler — Incorporer un groupe de gens dans une population |