Lei: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

lei:
- pizarra; trailla; brida; cinturón; cinto
Wiktionary:
- lei → pizarra, esquisto

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

leer:
- lezen; nalezen; opnieuw lezen; overlezen; inlezen
Wiktionary:
- leer → lezen
- leer → lezen, voorlezen, doorbladeren, diagonaal

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lei (Nederlands) in het Spaans

lei:

lei [de ~] zelfstandig naamwoord

de lei (leisteen)
la pizarra; la trailla; la brida
- pizarra [la ~] zelfstandig naamwoord
- trailla [la ~] zelfstandig naamwoord
- brida [la ~] zelfstandig naamwoord
de lei (riem; teugel; lijn)
el cinturón; el cinto
- cinturón [el ~] zelfstandig naamwoord
- cinto [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lei:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
brida	lei; leisteen	flens; hoofdstel; hoofdtuig; leidsel; teugel; toom
cinto	lei; lijn; riem; teugel	broekband; gordel; gordelriem; koppelriem; riem
cinturón	lei; lijn; riem; teugel	broekband; broekriem; ceintuur; draagband om de heup; gordel; gordelriem; heupgordel; riem; ringbaan; ringlijn; ringspoorweg; ringweg; rondweg; sluitband
pizarra	lei; leisteen	whiteboard
trailla	lei; leisteen

Verwante woorden van "lei":

leien, leis, leitje, leitjes

Wiktionary: lei

Cross Translation:

From	To	Via
• lei	→ pizarra; esquisto	↔ Schiefer — zu dünnen Platten spaltbares Gestein
• lei	→ pizarra	↔ slate — rock
• lei	→ pizarra	↔ ardoise — Roche schisteuse

Spaans

Uitgebreide vertaling voor lei (Spaans) in het Nederlands

leer:

leer werkwoord

leer
lezen
- lezen werkwoord (lees, leest, las, lazen, gelezen)
leer (leer otra vez; releer; repasar; volver a leer)
nalezen; opnieuw lezen; overlezen
- nalezen werkwoord (lees na, leest na, las na, lazen na, nagelezen)
- opnieuw lezen werkwoord
- overlezen werkwoord (overlees, overleest, overlas, overlazen, overlezen)
leer (preparase leyendo; habituarse a la lectura)
inlezen
- inlezen werkwoord (lees in, leest in, las in, lazen in, ingelezen)

Conjugations for leer:

presente

leo
lees
lee
leemos
leéis
leen

imperfecto

leía
leías
leía
leíamos
leíais
leían

indefinido

leí
leíste
leyó
leímos
leísteis
leyeron

fut. de ind.

leeré
leerás
leerá
leeremos
leeréis
leerán

condic.

leería
leerías
leería
leeríamos
leeríais
leerían

pres. de subj.

que lea
que leas
que lea
que leamos
que leáis
que lean

imp. de subj.

que leyera
que leyeras
que leyera
que leyéramos
que leyerais
que leyeran

miscelánea

¡lee!
¡leed!
¡no leas!
¡no leáis!
leído
leyendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor leer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lezen		lectura
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inlezen	habituarse a la lectura; leer; preparase leyendo
lezen	leer
nalezen	leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer
opnieuw lezen	leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer
overlezen	leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer	releer; volver a leer

Synoniemen voor "leer":

adivinar; percibir; descubrir; acertar; observar
descifrar; estudiar; interpretar; repasar; analizar; ojear; deletrear

Wiktionary: leer

leer

verb

zien en interpreteren van tekst
- lezen → leer