Nederlands
Uitgebreide vertaling voor roepen (Nederlands) in het Spaans
roepen:
-
roepen
chillar; gritar; aullar; berrear; dar gritos; dar voces; dar alaridos-
chillar werkwoord
-
gritar werkwoord
-
aullar werkwoord
-
berrear werkwoord
-
dar gritos werkwoord
-
dar voces werkwoord
-
dar alaridos werkwoord
-
Conjugations for roepen:
o.t.t.
- roep
- roept
- roept
- roepen
- roepen
- roepen
o.v.t.
- riep
- riep
- riep
- riepen
- riepen
- riepen
v.t.t.
- heb geroepen
- hebt geroepen
- heeft geroepen
- hebben geroepen
- hebben geroepen
- hebben geroepen
v.v.t.
- had geroepen
- had geroepen
- had geroepen
- hadden geroepen
- hadden geroepen
- hadden geroepen
o.t.t.t.
- zal roepen
- zult roepen
- zal roepen
- zullen roepen
- zullen roepen
- zullen roepen
o.v.t.t.
- zou roepen
- zou roepen
- zou roepen
- zouden roepen
- zouden roepen
- zouden roepen
en verder
- ben geroepen
- bent geroepen
- is geroepen
- zijn geroepen
- zijn geroepen
- zijn geroepen
diversen
- roep!
- roept!
- geroepen
- roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de roepen (schreeuwen; kreten; gillen)
Vertaal Matrix voor roepen:
Verwante woorden van "roepen":
Antoniemen van "roepen":
Verwante definities voor "roepen":
Wiktionary: roepen
roepen
Cross Translation:
verb
-
met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen
- roepen → gritar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roepen | → llamar | ↔ call — to request, summon, or beckon |
• roepen | → reñir | ↔ scuffle — to fight or struggle confusedly at close quarters |
• roepen | → llamar; invocar | ↔ appeler — désigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom. |
• roepen | → gritar; rebuznar; balar; ladrar | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |
roep:
Vertaal Matrix voor roep:
Verwante woorden van "roep":
Wiktionary: roep
roep
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roep | → grito | ↔ call — cry or shout |
• roep | → reputación; fama; renombre | ↔ name — reputation |
• roep | → grito; llamamiento | ↔ Ruf — ein Laut, der an jemanden adressiert ist |
• roep | → llamada | ↔ appel — Action d'appeler par la voix, par un geste ou par tout autre signal. |
• roep | → alarido; grito | ↔ cri — son perçant ou puissant émis par la voix d'un être humain ou d’un animal. |
• roep | → reputación | ↔ réputation — opinion bonne ou mauvaise au sujet d'une personne ou d’une chose. |
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van roepen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor roepen (Spaans) in het Nederlands
roepen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- roer: kluiven; knauwen; knagen; knabbelen; peuzelen
- peón: maatje; pupil; leerknecht; jongmaat; arbeider; werker; werkkracht; werkman; bediende; pion; knecht; dienaar; butler; dienstknecht; kamerbediende; kamerdienaar; herenknecht; huisknecht; wegwerkers; ongeschoold arbeider
- peñón: rotswand; steen; gesteente
Computer vertaling door derden: