Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vrije tijd:
  2. Vrije tijd:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vrijetijd (Nederlands) in het Engels

vrije tijd:

vrije tijd [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vrije tijd
    the free time; the time off
  2. vrije tijd
  3. vrije tijd (Vrije tijd)
    the Non-Working Time; the nonworking time
    – Time devoted to non-work activities. Out-of-office time. 1

Vertaal Matrix voor vrije tijd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Non-Working Time Vrije tijd; vrije tijd
free time vrije tijd
nonworking time Vrije tijd; vrije tijd
time off vrije tijd
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
leisure vrije tijd

Wiktionary: vrije tijd

vrije tijd
noun
  1. time free
  2. freedom provided

Cross Translation:
FromToVia
vrije tijd discharge; paying off; dismissal; lay-off; sack; spare time; time off; vacation; holiday; leave; leisure congépermission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer.

Vrije tijd:

Vrije tijd

  1. Vrije tijd (vrije tijd)
    the Non-Working Time; the nonworking time
    – Time devoted to non-work activities. Out-of-office time. 1

Vertaal Matrix voor Vrije tijd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Non-Working Time Vrije tijd; vrije tijd
nonworking time Vrije tijd; vrije tijd


Wiktionary: vrijetijd

vrijetijd
noun
  1. time that can be spent on one's own activities rather than work