Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. uitsmeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitsmeren (Nederlands) in het Engels

uitsmeren:

uitsmeren werkwoord (smeer uit, smeert uit, smeerde uit, smeerden uit, uitgesmeerd)

  1. uitsmeren
    to spread out; to fold out; to unfold
    • spread out werkwoord (spreads out, spread out, spreading out)
    • fold out werkwoord (folds out, folded out, folding out)
    • unfold werkwoord (unfolds, unfolded, unfolding)

Conjugations for uitsmeren:

o.t.t.
  1. smeer uit
  2. smeert uit
  3. smeert uit
  4. smeren uit
  5. smeren uit
  6. smeren uit
o.v.t.
  1. smeerde uit
  2. smeerde uit
  3. smeerde uit
  4. smeerden uit
  5. smeerden uit
  6. smeerden uit
v.t.t.
  1. heb uitgesmeerd
  2. hebt uitgesmeerd
  3. heeft uitgesmeerd
  4. hebben uitgesmeerd
  5. hebben uitgesmeerd
  6. hebben uitgesmeerd
v.v.t.
  1. had uitgesmeerd
  2. had uitgesmeerd
  3. had uitgesmeerd
  4. hadden uitgesmeerd
  5. hadden uitgesmeerd
  6. hadden uitgesmeerd
o.t.t.t.
  1. zal uitsmeren
  2. zult uitsmeren
  3. zal uitsmeren
  4. zullen uitsmeren
  5. zullen uitsmeren
  6. zullen uitsmeren
o.v.t.t.
  1. zou uitsmeren
  2. zou uitsmeren
  3. zou uitsmeren
  4. zouden uitsmeren
  5. zouden uitsmeren
  6. zouden uitsmeren
en verder
  1. ben uitgesmeerd
  2. bent uitgesmeerd
  3. is uitgesmeerd
  4. zijn uitgesmeerd
  5. zijn uitgesmeerd
  6. zijn uitgesmeerd
diversen
  1. smeer uit!
  2. smeert uit!
  3. uitgesmeerd
  4. uitsmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitsmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fold out uitsmeren ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen
spread out uitsmeren ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen
unfold uitsmeren afrollen; ontplooien; ontrollen; ontvouwen; ontwikkelen; openklappen; openspreiden; openvouwen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; uitklappen; uitrollen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen

Wiktionary: uitsmeren

uitsmeren
verb
  1. to spread (a substance)
  2. to smear, distribute in a thin layer