Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitdragen (Nederlands) in het Engels
uitdragen:
-
uitdragen (ten einde dragen; voldragen)
-
uitdragen (een boodschap uitdragen; verkondigen)
Conjugations for uitdragen:
o.t.t.
- draag uit
- draagt uit
- draagt uit
- dragen uit
- dragen uit
- dragen uit
o.v.t.
- droeg uit
- droeg uit
- droeg uit
- droegen uit
- droegen uit
- droegen uit
v.t.t.
- heb uitgedragen
- hebt uitgedragen
- heeft uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
v.v.t.
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
o.t.t.t.
- zal uitdragen
- zult uitdragen
- zal uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
o.v.t.t.
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
en verder
- ben uitgedragen
- bent uitgedragen
- is uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
diversen
- draag uit!
- draagt uit!
- uitgedragen
- uitdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitdragen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spread | banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
carry out | ten einde dragen; uitdragen; voldragen | voltrekken; zich voltrekken |
carry out a message | een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen | |
disseminate | een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen | uitstrooien; uitzaaien |
spread | een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen | klaar leggen; rondstrooien; spreiden; uitspreiden; uitwrijven; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spread | gespreid |
Wiktionary: uitdragen
uitdragen
Cross Translation:
verb
-
transitive: to sow and scatter principles, etc. for propagation, like seed
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitdragen | → put about; exude | ↔ verbreiten — Etwas an viele Menschen bekanntgeben/ nahebringen. |
• uitdragen | → drag; carry away; foster; carry; bring; bring away; pull; draw; coach; train | ↔ entraîner — traîner avec soi, après soi. |
• uitdragen | → propagate; promote; spread; push | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |