Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. trommel:
  2. trommelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trommel (Nederlands) in het Engels

trommel:

trommel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de trommel (trom)
    the drum
    – a musical percussion instrument; usually consists of a hollow cylinder with a membrane stretched across each end 1
    • drum [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de trommel (opbergblik; blik; bus; blikje)
    the canister; the can; the tin; the storage can; the little drum; the little can
    • canister [the ~] zelfstandig naamwoord
    • can [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • storage can [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little drum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little can [the ~] zelfstandig naamwoord
    the box
    – a (usually rectangular) container; may have a lid 1
    • box [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he rummaged through a box of spare parts1
    the container
    – any object that can be used to hold things (especially a large metal boxlike object of standardized dimensions that can be loaded from one form of transport to another) 1
    the bin
    – a container; usually has a lid 1
    • bin [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trommel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bin blik; blikje; bus; opbergblik; trommel afvalbak; bak; vuilnisbak
box blik; blikje; bus; opbergblik; trommel beeldbuis; box; buis; doos; kabinetje; kast; kastje; kist; kistje; krat; kratje; opbergdoos; opbergruimte
can blik; blikje; bus; opbergblik; trommel blik; conservenblik
canister blik; blikje; bus; opbergblik; trommel
container blik; blikje; bus; opbergblik; trommel bak; container; containertoepassing; reservoir
drum trom; trommel bak; barrel; emmer; fust; jerrycan; kuip; pot; teil; ton; vat
little can blik; blikje; bus; opbergblik; trommel blikje; busje
little drum blik; blikje; bus; opbergblik; trommel slaginstrumentje; trommeltje
storage can blik; blikje; bus; opbergblik; trommel
tin blik; blikje; bus; opbergblik; trommel blik; conservenblik; metaal; tin
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
box boksen; omkaderen
can in blik conserveren; inblikken; inmaken; wecken
drum de trom roeren; hameren; kloppen met een hamer; roffelen; trommelen
tin in blik conserveren; inblikken; inmaken; vertinnen; wecken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
can blik; dun metaal
tin blik; dun metaal
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tin tinnen

Verwante woorden van "trommel":


Wiktionary: trommel

trommel
verb
  1. to beat with a rapid succession of strokes
noun
  1. part of a revolver which contains chambers for rounds

Cross Translation:
FromToVia
trommel drum Trommel — ein rundes, hohles Musikinstrument, über das eine Tierhaut spannen ist und auf das man mit der Hand oder einem Stock schlägt
trommel drum; drummer tambour — instrument de musique

trommel vorm van trommelen:

trommelen werkwoord (trommel, trommelt, trommelde, trommelden, getrommeld)

  1. trommelen (roffelen; de trom roeren)
    to play the drum; to beat the drum
    • play the drum werkwoord (plays the drum, played the drum, playing the drum)
    • beat the drum werkwoord (beats the drum, beated the drum, beating the drum)
    to drum
    – play a percussion instrument 1
    • drum werkwoord (drums, drummed, drumming)

Conjugations for trommelen:

o.t.t.
  1. trommel
  2. trommelt
  3. trommelt
  4. trommelen
  5. trommelen
  6. trommelen
o.v.t.
  1. trommelde
  2. trommelde
  3. trommelde
  4. trommelden
  5. trommelden
  6. trommelden
v.t.t.
  1. heb getrommeld
  2. hebt getrommeld
  3. heeft getrommeld
  4. hebben getrommeld
  5. hebben getrommeld
  6. hebben getrommeld
v.v.t.
  1. had getrommeld
  2. had getrommeld
  3. had getrommeld
  4. hadden getrommeld
  5. hadden getrommeld
  6. hadden getrommeld
o.t.t.t.
  1. zal trommelen
  2. zult trommelen
  3. zal trommelen
  4. zullen trommelen
  5. zullen trommelen
  6. zullen trommelen
o.v.t.t.
  1. zou trommelen
  2. zou trommelen
  3. zou trommelen
  4. zouden trommelen
  5. zouden trommelen
  6. zouden trommelen
en verder
  1. ben getrommeld
  2. bent getrommeld
  3. is getrommeld
  4. zijn getrommeld
  5. zijn getrommeld
  6. zijn getrommeld
diversen
  1. trommel!
  2. trommelt!
  3. getrommeld
  4. trommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trommelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drum bak; barrel; emmer; fust; jerrycan; kuip; pot; teil; ton; trom; trommel; vat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beat the drum de trom roeren; roffelen; trommelen
drum de trom roeren; roffelen; trommelen hameren; kloppen met een hamer
play the drum de trom roeren; roffelen; trommelen

Verwante woorden van "trommelen":


Wiktionary: trommelen

trommelen
verb
  1. ritmisch op iets slaan
    • trommelenbeat