Target: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

target:
- quota
Wiktionary:
- target → point

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

target:
- doelstelling; doel; inzet; streven; doeleinde; doelwit; mikpunt; schijf; schietschijf; doelschijf
Wiktionary:
- target → doel, doelstelling, oogmerk, mikpunt, een doel kiezen, een doelgroep bepalen, bedoeling, strekking, plan, toeleg, voornemen, zin, doelwit, honk, wit

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor target (Nederlands) in het Engels

target:

target [de ~] zelfstandig naamwoord

de target
the quota
– A revenue objective specified as a monetary amount that has been assigned to a salesperson for a specified fiscal period. ¹
- quota [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor target:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
quota	target	aandeel; bijdrage; contingent; inbreng; kiesdeler; quota; quotum

Wiktionary: target

target

noun

purpose or objective
- point → doel; doelstelling; objectief; target

Engels

Uitgebreide vertaling voor target (Engels) in het Nederlands

target:

target [the ~] zelfstandig naamwoord

the target (objective; goal)
de doelstelling
- doelstelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the target (objective; effort; goal; intention; dedication; devotion; exertion; scheme)
het doel; de inzet; het streven; het doeleinde
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord
- inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- streven [het ~] zelfstandig naamwoord
- doeleinde [het ~] zelfstandig naamwoord
the target (aim; object)
het doel; het doelwit; het mikpunt
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord
- doelwit [het ~] zelfstandig naamwoord
- mikpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
the target
de schijf; de schietschijf
- schijf [de ~] zelfstandig naamwoord
- schietschijf [de ~] zelfstandig naamwoord
the target (mark)
de schietschijf
- schietschijf [de ~] zelfstandig naamwoord
the target (mark)
doelschijf
- doelschijf [znw.] zelfstandig naamwoord
the target

– One or more expressions that identify where, when, and to whom content should be displayed. You can target demographics, sections of a Web site, or both. ¹
het doel
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord
the target

– A Universal Naming Convention (UNC) path that corresponds to a namespace root or folder. ¹
het doel
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord
the target (target value)

– As one aspect of a KPI, the desired level of performance with respect to a specific business goal or strategy. Actual values are evaluated against the target to determine KPI score and status. ¹
het doel
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord
the target

– The database on which an operation acts. ¹
het doel
- doel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor target:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doel	aim; dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; object; objective; scheme; target; target value	aiming at; aiming for; destination; drift; final destination; intention; meaning; objective; purpose; strive for; terminus; ultimate goal; use
doeleinde	dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target
doelschijf	mark; target	destination drive
doelstelling	goal; objective; target	objective
doelwit	aim; object; target	goal post
inzet	dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target	ambition; ante; application; assiduousness; beginning; cash for playing; commencement; dedication; devotion; diligence; inset; opening; outset; passion; pool; stakes; start; usage; use; wee-wee
mikpunt	aim; object; target
schietschijf	mark; target
schijf	target	compact disc; compact disk; dial; disc; disk; draughtsman; man; record; round; slice; telephone dial
streven	dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target	aiming at; aiming for; ambition; diligence; strive for
-	aim; butt; fair game; mark; object; objective; prey; quarry; target area
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
streven		aim at; aspire; aspire to; devote oneself to; seek; strive after; strive for; work for; work towards
-	aim; direct; place; point
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	aim

Verwante woorden van "target":

targeted, targets

Synoniemen voor "target":

mark; reference point; point of reference; reference
prey; quarry; fair game; victim
target area; topographic point; place; spot
butt; sports equipment
aim; object; objective; goal; end
aim; place; direct; point; take; train; take aim

Verwante definities voor "target":

sports equipment consisting of an object set up for a marksman or archer to aim at²
the goal intended to be attained (and which is believed to be attainable)²
a reference point to shoot at²
the location of the target that is to be hit²
a person who is the aim of an attack (especially a victim of ridicule or exploitation) by some hostile person or influence²
- the target of a manhunt²
intend (something) to move towards a certain goal²
One or more expressions that identify where, when, and to whom content should be displayed. You can target demographics, sections of a Web site, or both.¹
A Universal Naming Convention (UNC) path that corresponds to a namespace root or folder.¹
As one aspect of a KPI, the desired level of performance with respect to a specific business goal or strategy. Actual values are evaluated against the target to determine KPI score and status.¹
A computer or computer group to which override criteria is applied.¹
The database on which an operation acts.¹

Wiktionary: target

Cross Translation:

From	To	Via
• target	→ doel	↔ Ziel — Objekt, das von einem Geschoss getroffen werden soll
• target	→ doel; doelstelling; oogmerk	↔ but — Objectif.
• target	→ mikpunt	↔ cible — Sorte de planche servir de but pour le tir à l’arc ou avec des armes à feu.
• target	→ een doel kiezen; een doelgroep bepalen	↔ cibler — (vieilli) (familier, fr) lancer quelque chose sur quelqu’un.
• target	→ doel; bedoeling; strekking; plan; toeleg; voornemen; zin; doelstelling; doelwit; honk; wit	↔ dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général)

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: target

Uitgebreide vertaling voor target (Nederlands) in het Engels

target:

target [de ~] zelfstandig naamwoord

de target

Vertaal Matrix voor target:

Wiktionary: target

Uitgebreide vertaling voor target (Engels) in het Nederlands

target:

target [the ~] zelfstandig naamwoord

the target (objective; goal)

the target (objective; effort; goal; intention; dedication; devotion; exertion; scheme)

the target (aim; object)

the target

the target (mark)

the target (mark)

the target

the target

the target (target value)

the target

Vertaal Matrix voor target:

Verwante woorden van "target":

Synoniemen voor "target":

Verwante definities voor "target":

Wiktionary: target

Verwante vertalingen van target