Pips: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

pips:
- weak; feeble; frail; pale; sick; faint; wan; washed out; off colour
Wiktionary:
- pips → pale, pallid, faded, drab, lurid, sallow, wan, washy

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

pip:
- ontsteking; lont; binnenste van een vrucht; pit; vruchtenpit; kaarsenpit
Wiktionary:
- pip → pit, stip, piep
- pip → oog, korrel, pit, zaadkorrel, zaad, pitje

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pips (Nederlands) in het Engels

pips:

pips bijvoeglijk naamwoord

pips (bleekjes; zwak; ziekelijk; wee; slap; slapjes)
weak; feeble; frail; pale; sick; faint; wan
- weak bijvoeglijk naamwoord
- feeble bijvoeglijk naamwoord
- frail bijvoeglijk naamwoord
- pale bijvoeglijk naamwoord
- sick bijvoeglijk naamwoord
- faint bijvoeglijk naamwoord
- wan bijvoeglijk naamwoord
pips (bleek)
pale; washed out; off colour
- pale bijvoeglijk naamwoord
- washed out bijvoeglijk naamwoord
- off colour bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor pips:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
faint		bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
faint		flauwvallen; in katzwijm vallen; wegraken; zwijmelen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
faint	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	afgedempt; bleek; flauw; flauwtjes; flets; gedempt; halfluid; laf; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
feeble	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; zwak; zwakjes
frail	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; onsolide; slap; slapjes; teder; teer; tenger; zwak
pale	bleek; bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; ongekleurd; verschoten; wit; wit van huidskleur
sick	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	beu; gruwelijk; misselijk; naar; onpasselijk; onwel; pathologisch; spuugmisselijk; spuugzat; ziekelijk
wan	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
weak	bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak	karakterloos; krachteloos; slap; slapjes; week; zonder karakter; zwak
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
off colour	bleek; pips
washed out	bleek; pips	blank; bleek; flauw; flets; futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap; verschoten; wit; wit van huidskleur

Verwante woorden van "pips":

pipse

Wiktionary: pips

Cross Translation:

From	To	Via
• pips	→ pale; pallid; faded; drab; lurid; sallow; wan; washy	↔ pâle — Qui est d’un blanc terne, qui décolorer, parler du visage.

Engels

Uitgebreide vertaling voor pips (Engels) in het Nederlands

pip:

pip [the ~] zelfstandig naamwoord

the pip (fuse; pith; wick; kernel; fuze)
de ontsteking; de lont
- ontsteking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- lont [de ~] zelfstandig naamwoord
the pip (seed; stone)
binnenste van een vrucht; de pit
- binnenste van een vrucht [znw.] zelfstandig naamwoord
- pit [de ~] zelfstandig naamwoord
the pip (stone; pit; kernel)
de pit; vruchtenpit
- pit [de ~] zelfstandig naamwoord
- vruchtenpit [znw.] zelfstandig naamwoord
the pip (wick; kernel; pith)
de pit; de kaarsenpit
- pit [de ~] zelfstandig naamwoord
- kaarsenpit [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pip:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnenste van een vrucht	pip; seed; stone
kaarsenpit	kernel; pip; pith; wick	wick
lont	fuse; fuze; kernel; pip; pith; wick
ontsteking	fuse; fuze; kernel; pip; pith; wick	infection; inflammation
pit	kernel; pip; pit; pith; seed; stone; wick	ardor; ardour; assiduity; diligence; fervor; fervour; wick; zeal; zest; élan
vruchtenpit	kernel; pip; pit; stone
-	blip; radar target; spot
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	hit; mop up; rack up; shoot; whip; worst

Verwante woorden van "pip":

pips

Synoniemen voor "pip":

animal disease
ailment; complaint; ill
seed
spot; marker; marking; mark
blip; radar target; radar echo
shoot; kill
hit; injure; wound
worst; mop up; whip; rack up; beat; beat out; crush; shell; trounce; vanquish

Verwante definities voor "pip":

a radar echo displayed so as to show the position of a reflecting surface¹
a mark on a die or on a playing card (shape depending on the suit)¹
a small hard seed found in some fruits¹
a minor nonspecific ailment¹
a disease of poultry¹
defeat thoroughly¹
hit with a missile from a weapon¹
kill by firing a missile¹

Wiktionary: pip

pip

noun

seed
- pip → pit
dot, symbol on domino, die, etc.
- pip → stip
short electronically produced tone
- pip → piep

Cross Translation:

From	To	Via
• pip	→ oog	↔ Auge — Punkte auf einem Spielewürfel
• pip	→ korrel; pit; zaadkorrel	↔ grain — fruit et semence des céréales contenu dans l’épi ; des légumineuses.
• pip	→ zaad; korrel; pit; zaadkorrel	↔ graine — Ovule fécondé qui donne de nouvelles plantes après dispersion et germination.
• pip	→ pitje; korrel; pit; zaadkorrel	↔ pépin — semence qui se trouver à l'intérieur de certains fruits.

Remove Ads

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: pips

Uitgebreide vertaling voor pips (Nederlands) in het Engels

pips:

pips bijvoeglijk naamwoord

pips (bleekjes; zwak; ziekelijk; wee; slap; slapjes)

pips (bleek)

Vertaal Matrix voor pips:

Verwante woorden van "pips":

Wiktionary: pips

Uitgebreide vertaling voor pips (Engels) in het Nederlands

pip:

pip [the ~] zelfstandig naamwoord

the pip (fuse; pith; wick; kernel; fuze)

the pip (seed; stone)

the pip (stone; pit; kernel)

the pip (wick; kernel; pith)

Vertaal Matrix voor pip:

Verwante woorden van "pip":

Synoniemen voor "pip":

Verwante definities voor "pip":

Wiktionary: pip