Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. nummer:
  2. nummeren:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor nummer:
    • digit


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nummer (Nederlands) in het Engels

nummer:

nummer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het nummer (numero)
    the number
    • number [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het nummer (volgnummer)
    the serial number; the number
  3. het nummer
    the track; the audio track
    – An individual song or other discrete piece of audio content. 1

Vertaal Matrix voor nummer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
audio track nummer
number numero; nummer; volgnummer aantal; cijfer; getal; hoeveelheid; kwantiteit; kwantum; quantum; rangcijfer; rangnummer
serial number nummer; volgnummer serienummer
track nummer afstand; baan; baanvak; buitenweg; dreef; etappe; hielspoor; landweg; paadje; pad; parcours; rails; ronde; route; spoor; spoorbaan; spoorweg; spoorwegwissel; tournee; traject; trekpad; wagenspoor; weg; wissel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
number nummeren
track achternagaan; achternalopen; bijhouden; in hetzelfde spoor lopen; nalopen; sporen; volgen

Verwante woorden van "nummer":

  • nummeren, nummers, nummertje, nummertjes

Verwante definities voor "nummer":

  1. cijfer of getal dat de plaats in een reeks aangeeft2
    • op welk huisnummer woon je?2

Wiktionary: nummer

nummer
noun
  1. een aanduiding met een getal
nummer
noun
  1. used to show the rank of something in a list or sequence
  2. slang: one's phone number
  3. music with words

Cross Translation:
FromToVia
nummer number Nummer — einem (nummerierten) Gegenstand oder einer (nummerierten) Person zugeordnete Zahl, die die Position in einer Reihenfolge ausdrückt (logisch eine Ordnungszahl, sprachlich aber eine Kardinalzahl)
nummer cipher; digit; figure; numeral chiffre — symbole utilisé pour écrire les nombres. (Sens général).
nummer number; issue; act; character numéroidentifiant alphanumérique ou purement numérique qu’on mettre sur quelque chose et qui servir à la reconnaître.

nummer vorm van nummeren:

nummeren werkwoord (nummer, nummert, nummerde, nummerden, genummerd)

  1. nummeren
    to number
    • number werkwoord (numbers, numbered, numbering)

Conjugations for nummeren:

o.t.t.
  1. nummer
  2. nummert
  3. nummert
  4. nummeren
  5. nummeren
  6. nummeren
o.v.t.
  1. nummerde
  2. nummerde
  3. nummerde
  4. nummerden
  5. nummerden
  6. nummerden
v.t.t.
  1. heb genummerd
  2. hebt genummerd
  3. heeft genummerd
  4. hebben genummerd
  5. hebben genummerd
  6. hebben genummerd
v.v.t.
  1. had genummerd
  2. had genummerd
  3. had genummerd
  4. hadden genummerd
  5. hadden genummerd
  6. hadden genummerd
o.t.t.t.
  1. zal nummeren
  2. zult nummeren
  3. zal nummeren
  4. zullen nummeren
  5. zullen nummeren
  6. zullen nummeren
o.v.t.t.
  1. zou nummeren
  2. zou nummeren
  3. zou nummeren
  4. zouden nummeren
  5. zouden nummeren
  6. zouden nummeren
diversen
  1. nummer!
  2. nummert!
  3. genummerd
  4. nummerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nummeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
number aantal; cijfer; getal; hoeveelheid; kwantiteit; kwantum; numero; nummer; quantum; rangcijfer; rangnummer; volgnummer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
number nummeren

Verwante woorden van "nummeren":


Wiktionary: nummeren

nummeren
verb
  1. label with numbers; assign numbers to
  2. mark the pages of

Verwante vertalingen van nummer