Nederlands
Uitgebreide vertaling voor notuleren (Nederlands) in het Engels
notuleren:
-
notuleren
Conjugations for notuleren:
o.t.t.
- notuleer
- notuleert
- notuleert
- notuleren
- notuleren
- notuleren
o.v.t.
- notuleerde
- notuleerde
- notuleerde
- notuleerden
- notuleerden
- notuleerden
v.t.t.
- heb genotuleerd
- hebt genotuleerd
- heeft genotuleerd
- hebben genotuleerd
- hebben genotuleerd
- hebben genotuleerd
v.v.t.
- had genotuleerd
- had genotuleerd
- had genotuleerd
- hadden genotuleerd
- hadden genotuleerd
- hadden genotuleerd
o.t.t.t.
- zal notuleren
- zult notuleren
- zal notuleren
- zullen notuleren
- zullen notuleren
- zullen notuleren
o.v.t.t.
- zou notuleren
- zou notuleren
- zou notuleren
- zouden notuleren
- zouden notuleren
- zouden notuleren
en verder
- is genotuleerd
- zijn genotuleerd
diversen
- notuleer!
- notuleert!
- genotuleerd
- notulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor notuleren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
minute | minuut | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
minute | notuleren | |
take down | notuleren | afbreken; breken; neerhalen; neerleggen; neersabelen; noteren; omverhalen; onderuit halen; opschrijven; slopen; uit elkaar halen |