Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. narigheid:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor narigheid (Nederlands) in het Engels

narigheid:

narigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de narigheid (gelazer; trammelant)
    the hassle; the trouble making; the chicanery; the fuss
  2. de narigheid (moeilijkheid; probleem; penarie)
    the difficulty

Vertaal Matrix voor narigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chicanery gelazer; narigheid; trammelant rechtsverdraaiing
difficulty moeilijkheid; narigheid; penarie; probleem hinder; ingewikkeldheid; last; moeilijkheid; moeite; overlast; probleem; soesa
fuss gelazer; narigheid; trammelant deining; drukte; franje; gechicaneer; geharrewar; geluid; heisa; kouwe drukte; krakeel; omslachtigheid; ophef; poespas; rompslomp; rumoer; veel gedoe
hassle gelazer; narigheid; trammelant geklooi; gerommel; gerotzooi; rompslomp; veel gedoe
trouble making gelazer; narigheid; trammelant

Verwante woorden van "narigheid":


Wiktionary: narigheid


Cross Translation:
FromToVia
narigheid misery; wretchedness; want; squalor; hardship misèrecondition, état de celui qui inspirer la pitié.