Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. matsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor matsen (Nederlands) in het Engels

matsen:

matsen werkwoord (mats, matst, matste, matsten, gematst)

  1. matsen (een voordeeltje gunnen)

Conjugations for matsen:

o.t.t.
  1. mats
  2. matst
  3. matst
  4. matsen
  5. matsen
  6. matsen
o.v.t.
  1. matste
  2. matste
  3. matste
  4. matsten
  5. matsten
  6. matsten
v.t.t.
  1. heb gematst
  2. hebt gematst
  3. heeft gematst
  4. hebben gematst
  5. hebben gematst
  6. hebben gematst
v.v.t.
  1. had gematst
  2. had gematst
  3. had gematst
  4. hadden gematst
  5. hadden gematst
  6. hadden gematst
o.t.t.t.
  1. zal matsen
  2. zult matsen
  3. zal matsen
  4. zullen matsen
  5. zullen matsen
  6. zullen matsen
o.v.t.t.
  1. zou matsen
  2. zou matsen
  3. zou matsen
  4. zouden matsen
  5. zouden matsen
  6. zouden matsen
en verder
  1. ben gematst
  2. bent gematst
  3. is gematst
  4. zijn gematst
  5. zijn gematst
  6. zijn gematst
diversen
  1. mats!
  2. matst!
  3. gematst
  4. matsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor matsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
do someone a deal een voordeeltje gunnen; matsen
make someone a deal een voordeeltje gunnen; matsen
- bevoordelen; voortrekken

Synoniemen voor "matsen":


Verwante definities voor "matsen":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • ik heb dat arme joch een beetje gematst1

Wiktionary: matsen

matsen
verb
  1. loan money to somebody