Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. buit:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor buit (Nederlands) in het Engels

buit:

buit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de buit (vangst)
    the loot; the catch; the booty
    • loot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • catch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • booty [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
booty buit; vangst
catch buit; vangst deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
loot buit; vangst poet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
catch aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen
loot leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen; roven; uitplunderen

Verwante woorden van "buit":


Wiktionary: buit

buit
noun
  1. goederen gewonnen door diefstaf of verovering
buit
noun
  1. plunder
  2. loot attained by plundering
  3. something captured
  4. anything captured using the rights of war
  5. plunder taken from an enemy or victim

Cross Translation:
FromToVia
buit acquisition; taking over; gain; acquirement; accession acquisitionaction d’acquérir.
buit loot; booty; accession; acquisition; gain butin — Ce que l’on prendre sur les ennemis.
buit game; catch gibier — chasse|fr animal sauvages comestibles qu’on prendre à la chasse.
buit obtention; obtainment; acquisition; acquirement; accession obtention — Action d’obtenir.
buit prey; capture; quarry proie — Traductions à trier suivant le sens