Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. apotheker:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor apotheker (Nederlands) in het Engels

apotheker:

apotheker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de apotheker
    the pharmacist; the chemist
  2. de apotheker
    the pharmacist

Vertaal Matrix voor apotheker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chemist apotheker chemicus; drogist; scheikundige
pharmacist apotheker drogist

Verwante woorden van "apotheker":


Wiktionary: apotheker

apotheker
noun
  1. beroep|nld iemand die beroepsmatig geneesmiddelen bereidt en verkoopt
apotheker
noun
  1. professional who dispenses prescription drugs

Cross Translation:
FromToVia
apotheker chemist; druggist; pharmacist; pharmaceutical chemist; apothecary apothicaire — (vieilli) Celui qui préparer et vendre des médicaments.
apotheker chemist; druggist; pharmacist; dispensing chemist; pharmaceutical chemist; apothecary pharmacien — Celui, celle qui exercer la pharmacie.