Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- aftrekken:
- aftrek:
-
Wiktionary:
- aftrekken → subtract, abate, pants, wank
- aftrekken → subtraction
- aftrekken → decease, die, expire, pass away, march off, retreat, withdraw, disappear, subtract, abstract, take away, remove, seize, take, cut off, cut, curtail, retrench, slash, truncate, deduct, count down, write off, protect
- aftrek → deduction
- aftrek → abatement, weakness, exhaustion, indolence, lifelessness, melancholy, dejection, depression, gloom, melancholia, grief, sadness, sorrow, fatigue, weariness, consternation, alarm, dismay, demand, sale, deduction, subtraction, apathy
-
Gebruikers suggesties voor aftrekken:
- substract
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aftrekken (Nederlands) in het Engels
aftrekken:
-
aftrekken (getallen van elkaar aftrekken)
-
aftrekken (in mindering brengen; verrekenen; inhouden; afhouden)
-
aftrekken (zich aftrekken)
-
aftrekken (van het lijf trekken)
take of the body-
take of the body werkwoord
-
Conjugations for aftrekken:
o.t.t.
- trek af
- trekt af
- trekt af
- trekken af
- trekken af
- trekken af
o.v.t.
- trok af
- trok af
- trok af
- trokken af
- trokken af
- trokken af
v.t.t.
- heb afgetrokken
- hebt afgetrokken
- heeft afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
v.v.t.
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
o.t.t.t.
- zal aftrekken
- zult aftrekken
- zal aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
o.v.t.t.
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
diversen
- trek af!
- trekt af!
- afgetrokken
- aftrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aftrekken (distilleren)
the distillation
Vertaal Matrix voor aftrekken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deduct | afname; daling; teruggang; terugloop; vermindering | |
distillation | aftrekken; distilleren | distillatie |
pull | aantrekken; haal; haaltje; invloed; pull; ruk; straktrekken; trek; trekje; trekje aan een sigaret | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deduct | afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen | afleiden; deduceren |
masturbate | aftrekken; zich aftrekken | afrukken; masturberen; onaneren |
pull | aftrekken; zich aftrekken | pull; rukken; sleuren; trekken; voorttrekken |
subtract | aftrekken; getallen van elkaar aftrekken | |
take of the body | aftrekken; van het lijf trekken |
Verwante woorden van "aftrekken":
Wiktionary: aftrekken
aftrekken
Cross Translation:
verb
aftrekken
-
rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
- aftrekken → subtract
verb
-
to deduct, to omit
-
pull someone’s pants down
-
to remove or reduce
-
intransitive: to masturbate
-
transitive: to masturbate
-
process
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrekken | → decease; die; expire; pass away; march off; retreat; withdraw; disappear | ↔ décéder — admin|fr mourir, parler des personnes. |
• aftrekken | → subtract; abstract; take away; remove; seize; take; cut off; cut; curtail; retrench; slash; truncate; deduct; count down; write off | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |
• aftrekken | → subtract; protect | ↔ soustraire — retirer, dérober. |
aftrek:
-
de aftrek (deductie; vermindering; aftrekking)
Vertaal Matrix voor aftrek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
allowance | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | akkoord; arbeidsloon; bezoldiging; fiat; gage; goedkeuring; goedvinden; gunning; honorarium; licentie; loon; permissie; salaris; soldij; subsidie; tegemoetkoming; toelage; toestemming; traktement; verdienste; vergunning; wedde |
deduction | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | afleiden; deduceren; korting; prijsverlaging; reductie |
rebate | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | baisse; deflatie; korting; prijsdaling; prijsverlaging; rabat; reductie |
relief | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | assistentie; bemoediging; bevrijding; bijstand; geruststelling; handreiking; herademing; hulp; hulpbetoon; hulpverlenen; hulpverlening; kalmering; ondersteuning; ontzet; ontzetting; opluchting; opmontering; redding; reliëf; sociale bijstand; uitkering; verlichting; verlossing; vertroosting; verzachting; vrijmaking |
Verwante woorden van "aftrek":
Wiktionary: aftrek
aftrek
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrek | → abatement; weakness; exhaustion; indolence; lifelessness; melancholy; dejection; depression; gloom; melancholia; grief; sadness; sorrow; fatigue; weariness; consternation; alarm; dismay; demand; sale; deduction; subtraction; apathy | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
• aftrek | → deduction | ↔ déduction — Action de soustraire une somme d'une autre. |