Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afrekenen:
  2. Wiktionary:
    • afrekenen → pay


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afrekenen (Nederlands) in het Engels

afrekenen:

afrekenen werkwoord (reken af, rekent af, rekende af, rekenden af, afgerekend)

  1. afrekenen (afbetalen; verrekenen; vereffenen)
    to pay off; to pay for
    • pay off werkwoord (pays off, paid off, paying off)
    • pay for werkwoord (pays for, paid for, paying for)
  2. afrekenen (dokken; betalen)
    to pay; to pay off
    • pay werkwoord (pays, paid, paying)
    • pay off werkwoord (pays off, paid off, paying off)

Conjugations for afrekenen:

o.t.t.
  1. reken af
  2. rekent af
  3. rekent af
  4. rekenen af
  5. rekenen af
  6. rekenen af
o.v.t.
  1. rekende af
  2. rekende af
  3. rekende af
  4. rekenden af
  5. rekenden af
  6. rekenden af
v.t.t.
  1. heb afgerekend
  2. hebt afgerekend
  3. heeft afgerekend
  4. hebben afgerekend
  5. hebben afgerekend
  6. hebben afgerekend
v.v.t.
  1. had afgerekend
  2. had afgerekend
  3. had afgerekend
  4. hadden afgerekend
  5. hadden afgerekend
  6. hadden afgerekend
o.t.t.t.
  1. zal afrekenen
  2. zult afrekenen
  3. zal afrekenen
  4. zullen afrekenen
  5. zullen afrekenen
  6. zullen afrekenen
o.v.t.t.
  1. zou afrekenen
  2. zou afrekenen
  3. zou afrekenen
  4. zouden afrekenen
  5. zouden afrekenen
  6. zouden afrekenen
diversen
  1. reken af!
  2. rekent af!
  3. afgerekend
  4. afrekenende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afrekenen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afrekenen (vereffenen)
    the settling
    • settling [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. afrekenen (verrekening; afrekening; vereffening)
    the clearance; the settlement

Vertaal Matrix voor afrekenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clearance afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening akkoord; inklaren; inklaring; inklaringspapier; regeling; schikking; vereffening; vergelijk
pay arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; loonzakje; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; wedde
settlement afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen
settling afrekenen; vereffenen afhandelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pay afrekenen; betalen; dokken bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; bijleggen; honoreren; lonen; meebetalen; salariëren; spenderen; uitbetalen; uitgeven; vereffenen; verrekenen; voldoen
pay for afbetalen; afrekenen; vereffenen; verrekenen
pay off afbetalen; afrekenen; betalen; dokken; vereffenen; verrekenen

Wiktionary: afrekenen

afrekenen
verb
  1. een aankoop of schuld betalen
    • afrekenenpay