Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
affair
|
aangelegenheid; affaire; avontuurtje; geval; kwestie; liaison; liefdesrelatie; relatie; slippertje; verhouding; zaak
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
business
|
aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak
|
aangelegenheden; affaires; bedrijf; bedrijfsleven; commercie; coöperatie; feit; firma; gebeurtenis; handel; handelsbedrijf; handelshuis; handelswaar; incident; klandizie; kleine onderneming; koophandel; koopwaar; maatschap; maatschappij; nering; onderneming; vennootschap; voorval; waar; winkelbedrijf; zaak; zaken
|
case
|
aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak
|
aanvraag; behuizing; casus; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; issue; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; punt; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk
|
combination
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; chemische verbinding; combinatie; koppeling; reagens; samenstelling; verbinding
|
connection
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; band; connectie; contact; correlatie; eensgezindheid; koppeling; las; liaison; link; onderling verband; relatie; saamhorigheid; samenhang; samenvoeging; schakel; schakeling; solidariteit; telefoonaansluiting; telefoonlijn; telefoonverbinding; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verband; verbinding; verbondenheid; verwantschap
|
junction
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; band; connectie; knooppunt; koppeling; kruising; kruispunt; liaison; link; punt waar lijnen elkaar kruisen; relatie; samenhang; samenstroming; samenvloeiing; verband; verbinding; verkeersknooppunt
|
liaison
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; band; connectie; koppeling; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding
|
linking
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; connectie; contact; koppelen; koppeling; schakeling; verbinden; verbinding
|
matter
|
aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak
|
artikel; bik; ding; feit; gebeurtenis; goed; gruis; incident; item; kwestie; macadam; materie; metselspecie; mortel; object; probleem; puin; split; steengruis; steenslag; stof; substantie; voorval; voorwerp; vraagstuk; zaak
|
union
|
affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; akkoord; ambachtsgilde; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; club; coalitie; federatie; genootschap; gilde; koppeling; liga; orde; organisatie; pact; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verbinding; verbond; verdrag; vereniging
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
matter
|
|
afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
linking
|
|
koppelen
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
linking
|
|
toetredend
|