Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
collision
|
aanrijding; botsing; collisie
|
aanvaring; botsing; conflict
|
crash
|
aanrijding; botsing; collisie
|
aanvaring; afname; barst; beurskrach; botsing; breuk; crash; daling; debacle; dreun; ineenstorting; ineenzakking; instorting; klap; knal; krach; krak; kwak; minder worden; scheur; smak; terugloop; val; vastloper
|
hit
|
aanrijding; botsing; collisie
|
bestseller; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
|
smash
|
aanrijding; botsing; collisie
|
beurskrach; debacle; hit; ineenstorting; ineenzakking; instorting; kasstuk; klapper; krach; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crash
|
|
aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
|
hit
|
|
beroeren; een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; ontroeren; raken; slaan; timmeren; treffen
|
smash
|
|
aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; een klap geven; fijnmaken; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; platdrukken; slaan; smashen; stukbreken; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hit
|
|
aangeschoten; geslagen; getroffen
|