Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
take
|
|
baat; gewin; profijt; winst
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dish up
|
opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel
|
eten opscheppen; opscheppen; voorschotelen
|
dive in
|
aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
|
induiken
|
fall to
|
aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
|
behoren; ten deel vallen; toebehoren; toekomen; toevallen
|
seize
|
aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
|
aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; inrekenen; jatten; klauwen; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; wegkapen
|
serve oneself
|
aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
|
|
serve out
|
opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel
|
aan tafel bedienen; bedienen; eten opscheppen; opdienen; opdissen; opscheppen; voorzetten
|
take
|
aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
|
aangrijpen; aannemen; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; meenemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toepassen; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|