Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zeurt (Nederlands) in het Engels

zeurt vorm van zeuren:

zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)

  1. zeuren (klagen)
    to nag; to complain; complaint; to deplore; to gripe; harp
    • nag werkwoord (nags, nagged, nagging)
    • complain werkwoord (complains, complained, complaining)
    • complaint werkwoord
    • deplore werkwoord (deplores, deplored, deploring)
    • gripe werkwoord (gripes, griped, griping)
    • harp werkwoord
  2. zeuren (drammen; aandringen; doordrukken; doordrammen)
    to nag; to carry on one's point
    • nag werkwoord (nags, nagged, nagging)
    • carry on one's point werkwoord (carry on one's point, carried on one's point, carrying on one's point)
  3. zeuren (kankeren)
    to grumble; to grouse; to bluster
    • grumble werkwoord (grumbles, grumbled, grumbling)
    • grouse werkwoord (grouses, groused, grousing)
    • bluster werkwoord (blusters, blustered, blustering)
  4. zeuren (talmen; hannesen; zeiken; )
    to procrastinate; to dawdle; to linger; to retard; to saunter; to tarry; to delay; to put off
    • procrastinate werkwoord (procrastinates, procrastinated, procrastinating)
    • dawdle werkwoord (dawdles, dawdled, dawdling)
    • linger werkwoord (lingers, lingered, lingering)
    • retard werkwoord (retards, retarded, retarding)
    • saunter werkwoord (saunters, sauntered, sauntering)
    • tarry werkwoord (tarries, tarried, tarrying)
    • delay werkwoord (delaies, delayed, delaying)
    • put off werkwoord (puts off, put off, putting off)

Conjugations for zeuren:

o.t.t.
  1. zeur
  2. zeurt
  3. zeurt
  4. zeuren
  5. zeuren
  6. zeuren
o.v.t.
  1. zeurde
  2. zeurde
  3. zeurde
  4. zeurden
  5. zeurden
  6. zeurden
v.t.t.
  1. heb gezeurd
  2. hebt gezeurd
  3. heeft gezeurd
  4. hebben gezeurd
  5. hebben gezeurd
  6. hebben gezeurd
v.v.t.
  1. had gezeurd
  2. had gezeurd
  3. had gezeurd
  4. hadden gezeurd
  5. hadden gezeurd
  6. hadden gezeurd
o.t.t.t.
  1. zal zeuren
  2. zult zeuren
  3. zal zeuren
  4. zullen zeuren
  5. zullen zeuren
  6. zullen zeuren
o.v.t.t.
  1. zou zeuren
  2. zou zeuren
  3. zou zeuren
  4. zouden zeuren
  5. zouden zeuren
  6. zouden zeuren
diversen
  1. zeur!
  2. zeurt!
  3. gezeurd
  4. zeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zeuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complaint aanklacht; beschuldiging; bezwaar; gekanker; geklaag; gemekker; grief; het klagen; jammerklacht; klacht; kwaal; ongemak; slepende ziekte; stoornis; tenlastelegging; weeklacht; ziekte
delay onderbreking; oponthoud; respijt; uitstel; verlet; vertraging
harp harp
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bluster kankeren; zeuren protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
carry on one's point aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren
complain klagen; zeuren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; brommen; een klacht indienen; eisen; jammeren; jeremiëren; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; protesteren; pruttelen; reclameren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; terugeisen; terugvorderen; weeklagen; zich beklagen; zijn beklag indienen
complaint klagen; zeuren
dawdle aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren dralen; drentelen; talmen; teuten; treuzelen
delay aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; onderuitgaan; ophouden; slippen; talmen; temporiseren; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vertragen; wegschieten; weifelen
deplore klagen; zeuren
gripe klagen; zeuren brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
grouse kankeren; zeuren brommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren
grumble kankeren; zeuren brommen; foeteren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; protesteren; pruttelen; sakkeren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
harp klagen; zeuren blijven herhalen; hameren
linger aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; blijven; blijven hangen; dralen; drentelen; dubben; talmen; teuten; toeven; treuzelen; vertoeven; verwijlen; weifelen
nag aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; klagen; zeuren chicaneren; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; jennen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zieken
procrastinate aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; twijfelen; weifelen
put off aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; opschorten; opschuiven; rekken; twijfelen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; weifelen
retard aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
saunter aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
tarry aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dralen; drentelen; dubben; talmen; teuten; treuzelen; twijfelen; weifelen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tarry teerachtig

Verwante woorden van "zeuren":


Synoniemen voor "zeuren":


Verwante definities voor "zeuren":

  1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen1
    • de kinderen zeuren om snoep1

Wiktionary: zeuren

zeuren
verb
  1. veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken
zeuren
verb
  1. complain about insignificant matters
  2. To complain or whine, especially needlessly
  3. to complain or protest with a whine or as if with a whine
  4. to complain or protest
noun
  1. a long-drawn, high-pitched complaining cry or sound

Cross Translation:
FromToVia
zeuren carp; cavil; grizzle; beef; crab; grouse; kvetch; grouch; niggle; nag; whine; nudge; noodge nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern