Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
wenden:
- swing; turn; veer; turn around
- wennen:
-
Wiktionary:
- wenden → turn about, address, apply to
- wenden → return, turn over, turn around, turn round, inside out, turn, revolve, whirl, relay, resend, send back, blend, mingle, mix, shuffle, invert, reverse, turn away, fire, sack, send out, endorse, transfer, swerve, veer
- wennen → get used
- wennen → accustom, acclimatize, get used to
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wenden (Nederlands) in het Engels
wenden:
Conjugations for wenden:
o.t.t.
- wend
- wendt
- wendt
- wenden
- wenden
- wenden
o.v.t.
- wendde
- wendde
- wendde
- wendden
- wendden
- wendden
v.t.t.
- heb gewend
- hebt gewend
- heeft gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
v.v.t.
- had gewend
- had gewend
- had gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
o.t.t.t.
- zal wenden
- zult wenden
- zal wenden
- zullen wenden
- zullen wenden
- zullen wenden
o.v.t.t.
- zou wenden
- zou wenden
- zou wenden
- zouden wenden
- zouden wenden
- zouden wenden
diversen
- wend!
- wendt!
- gewend
- wendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wenden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
swing | schommel; slingerende beweging; slingering; zwaai | |
turn | beurt; bocht; draai; haspel; keer; keerpunt; kentering; klos; kromming; kromte; omdraaiing; ommekeer; ommezwaai; omwenteling; richtingsverandering; rondje; spelletje; spoel; verandering; wending; werktuig om garen te winden; winder; winding; zwenking | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
swing | draaien; wenden; zwenken | bengelen; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken |
turn | draaien; keren; omdraaien; wenden; zwenken | afslaan; draaien; iets omdraaien; kantelen; kenteren; ombladeren; omkeren; omslaan; omtrekken; omwenden; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; verbitteren; vergrammen; wentelen |
turn around | draaien; keren; omdraaien; wenden | keren; omkeren; teruggaan; zich omdraaien |
veer | draaien; wenden; zwenken |
Wiktionary: wenden
wenden
Cross Translation:
verb
-
wenden
- wenden → turn about
-
zich tot een instantie wenden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wenden | → return; turn over; turn around; turn round; inside out; turn; revolve; whirl; relay; resend; send back; blend; mingle; mix; shuffle; invert; reverse | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |
• wenden | → turn; turn away; fire; sack; send out; endorse; transfer; swerve; veer | ↔ virer — À trier |
wenden vorm van wennen:
-
wennen (gewendraken; aanpassen; aarden)
-
wennen (acclimatiseren)
Conjugations for wennen:
o.t.t.
- wen
- went
- went
- wennen
- wennen
- wennen
o.v.t.
- wende
- wende
- wende
- wenden
- wenden
- wenden
v.t.t.
- heb gewend
- hebt gewend
- heeft gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
v.v.t.
- had gewend
- had gewend
- had gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
o.t.t.t.
- zal wennen
- zult wennen
- zal wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
o.v.t.t.
- zou wennen
- zou wennen
- zou wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
diversen
- wen !
- went !
- gewend
- wennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wennen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acclimatise | acclimatiseren; wennen | gewend raken; inburgeren |
acclimatize | acclimatiseren; wennen | gewend raken; inburgeren |
get acclimatized | acclimatiseren; wennen | |
get used to | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | aanwennen; eigenmaken; gewend raken; gewennen; leren |
grow accustomed to | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | |
settle down | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | gaan zitten; gewend raken; inburgeren; plaatsnemen; zich neerzetten |
Verwante definities voor "wennen":
Wiktionary: wennen
wennen
Cross Translation:
verb
-
gewoon worden, vertrouwd raken
- wennen → get used
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wennen | → accustom; acclimatize; get used to | ↔ accoutumer — Amener à prendre une habitude |
• wennen | → accustom; acclimatize | ↔ habituer — Faire prendre l’habitude ou une habitude. |