Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. wegdragen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegdragen (Nederlands) in het Engels

wegdragen:

wegdragen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. wegdragen
    the carrying away

wegdragen werkwoord (draag weg, draagt weg, droeg weg, droegen weg, weggedragen)

  1. wegdragen (meedragen; afvoeren; wegvoeren; wegslepen; wegsjouwen)
    to carry off; to take away; to accompany; to carry away; to take in; to see off
    • carry off werkwoord (carry off, carried off, carrying off)
    • take away werkwoord (takes away, took away, taking away)
    • accompany werkwoord (accompanies, accompanied, accompanying)
    • carry away werkwoord (carry awaies, carried away, carrying away)
    • take in werkwoord (takes in, took in, taking in)
    • see off werkwoord (sees off, saw off, seeing off)

Conjugations for wegdragen:

o.t.t.
  1. draag weg
  2. draagt weg
  3. draagt weg
  4. dragen weg
  5. dragen weg
  6. dragen weg
o.v.t.
  1. droeg weg
  2. droeg weg
  3. droeg weg
  4. droegen weg
  5. droegen weg
  6. droegen weg
v.t.t.
  1. heb weggedragen
  2. hebt weggedragen
  3. heeft weggedragen
  4. hebben weggedragen
  5. hebben weggedragen
  6. hebben weggedragen
v.v.t.
  1. had weggedragen
  2. had weggedragen
  3. had weggedragen
  4. hadden weggedragen
  5. hadden weggedragen
  6. hadden weggedragen
o.t.t.t.
  1. zal wegdragen
  2. zult wegdragen
  3. zal wegdragen
  4. zullen wegdragen
  5. zullen wegdragen
  6. zullen wegdragen
o.v.t.t.
  1. zou wegdragen
  2. zou wegdragen
  3. zou wegdragen
  4. zouden wegdragen
  5. zouden wegdragen
  6. zouden wegdragen
diversen
  1. draag weg!
  2. draagt weg!
  3. weggedragen
  4. wegdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wegdragen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carrying away wegdragen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accompany afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; wegbrengen
carry away afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren in vervoering brengen; vervoeren
carry off afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren wegleiden; wegvoeren
see off afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
take away afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; dalen; declineren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; meenemen; minder worden; minderen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; tanen; teruggaan; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verminderen; vervallen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
take in afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren absorberen; binnenbrengen; binnenhalen; boodschappen doen; doorslikken; in zich opnemen; incorporeren; inhalen; inkopen; inkopen doen; inlijven; inslaan; naar binnen halen; naar boven halen; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; slikken; winkelen

Wiktionary: wegdragen


Cross Translation:
FromToVia
wegdragen drag; carry away; foster; carry; bring; bring away; pull; draw; coach; train entraînertraîner avec soi, après soi.