Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor weekheid (Nederlands) in het Engels
weekheid:
-
de weekheid (slapheid; zwakte; zwakheid; sulligheid; laksheid; krachteloosheid; slapte; zachtheid)
-
de weekheid (zachtheid)
Vertaal Matrix voor weekheid:
Verwante woorden van "weekheid":
Wiktionary: weekheid
weekheid
noun
-
het week zijn
- weekheid → mellowness; softness; tenderness
week:
-
de week
– periode van zeven dagen 1
-
week (zwak)
– zacht en slap 1
Vertaal Matrix voor week:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
week | week | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
weak | week; zwak | bleekjes; karakterloos; krachteloos; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zonder karakter; zwak |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dizy | week; zwak |