Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- wassen:
-
Wiktionary:
- wassen → wash, grow, wax, clean
- wassen → wax
- wassen → wax
- wassen → augment, grow, rise, heighten, raise, amplify, accrue, enlarge, aggrandize, magnify, step up, wax, grow up, mount, wash, launder, mix, blend, mingle, shuffle, return, turn over, turn around, turn round, inside out, turn, revolve, whirl, relay, resend, send back, invert, reverse
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor waste (Nederlands) in het Engels
waste vorm van wassen:
Conjugations for wassen:
o.t.t.
- was
- wast
- wast
- wassen
- wassen
- wassen
o.v.t.
- waste
- waste
- waste
- wasten
- wasten
- wasten
v.t.t.
- heb gewassen
- hebt gewassen
- heeft gewassen
- hebben gewassen
- hebben gewassen
- hebben gewassen
v.v.t.
- had gewassen
- had gewassen
- had gewassen
- hadden gewassen
- hadden gewassen
- hadden gewassen
o.t.t.t.
- zal wassen
- zult wassen
- zal wassen
- zullen wassen
- zullen wassen
- zullen wassen
o.v.t.t.
- zou wassen
- zou wassen
- zou wassen
- zouden wassen
- zouden wassen
- zouden wassen
diversen
- was!
- wast!
- gewassen
- wassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wassen:
Verwante woorden van "wassen":
Verwante definities voor "wassen":
Wiktionary: wassen
wassen
Cross Translation:
verb
wassen
verb
-
(intransitive) to become bigger
-
(transitive) to remove dirt from a place or object
-
to clean with water
-
apply wax to
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wassen | → augment; grow; rise; heighten; raise; amplify; accrue; enlarge; aggrandize; magnify; step up; wax | ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande. |
• wassen | → grow up; grow; accrue; wax; mount; aggrandize | ↔ grandir — intransitif|fr devenir plus grand. |
• wassen | → wash; launder | ↔ laver — nettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide. |
• wassen | → mix; blend; mingle; shuffle | ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout |
• wassen | → return; turn over; turn around; turn round; inside out; turn; revolve; whirl; relay; resend; send back; blend; mingle; mix; shuffle; invert; reverse | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |