Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vorderen (Nederlands) in het Engels
vorderen:
-
vorderen (inmanen; eisen; invorderen)
-
vorderen (opeisen; eisen; aanspraak maken op; rekwireren; opvorderen)
-
vorderen (verder komen; vooruitkomen)
-
vorderen (erop vooruit gaan; vooruitkomen)
to get better
Conjugations for vorderen:
o.t.t.
- vorder
- vordert
- vordert
- vorderen
- vorderen
- vorderen
o.v.t.
- vorderde
- vorderde
- vorderde
- vorderden
- vorderden
- vorderden
v.t.t.
- heb gevorderd
- hebt gevorderd
- heeft gevorderd
- hebben gevorderd
- hebben gevorderd
- hebben gevorderd
v.v.t.
- had gevorderd
- had gevorderd
- had gevorderd
- hadden gevorderd
- hadden gevorderd
- hadden gevorderd
o.t.t.t.
- zal vorderen
- zult vorderen
- zal vorderen
- zullen vorderen
- zullen vorderen
- zullen vorderen
o.v.t.t.
- zou vorderen
- zou vorderen
- zou vorderen
- zouden vorderen
- zouden vorderen
- zouden vorderen
diversen
- vorder!
- vordert!
- gevorderd
- vorderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vorderen (vooruitgaan)
Vertaal Matrix voor vorderen:
Synoniemen voor "vorderen":
Verwante definities voor "vorderen":
Wiktionary: vorderen
vorderen
Cross Translation:
verb
-
vooruitgang boeken
-
dwingend iets opeisen
- vorderen → requisition
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vorderen | → advance; progress; precede | ↔ avancer — pousser en avant, porter en avant. |
• vorderen | → ask; ask for; inquire; request; demand | ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui. |
• vorderen | → progress; advance | ↔ progresser — Faire des progrès. |