Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. voorzeggend:
  2. voorzeggen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorzeggend (Nederlands) in het Engels

voorzeggend:

voorzeggend bijvoeglijk naamwoord

  1. voorzeggend (profetisch)
    prophetic; clairvoyant; predicting; clear-eyed; clear-sighted; second-sighted

Vertaal Matrix voor voorzeggend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clairvoyant helderziende
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clairvoyant profetisch; voorzeggend helderziend; scherpziend
clear-eyed profetisch; voorzeggend scherpziend
clear-sighted profetisch; voorzeggend helderziend; scherpziend
prophetic profetisch; voorzeggend
second-sighted profetisch; voorzeggend scherpziend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
predicting profetisch; voorzeggend scherpziend

voorzeggend vorm van voorzeggen:

voorzeggen werkwoord (zeg voor, zegt voor, zei voor, zeiden voor, voorgezegd)

  1. voorzeggen
    to prompt; to whisper; to tell
    • prompt werkwoord (prompts, prompted, prompting)
    • whisper werkwoord (whispers, whispered, whispering)
    • tell werkwoord (tells, told, telling)

Conjugations for voorzeggen:

o.t.t.
  1. zeg voor
  2. zegt voor
  3. zegt voor
  4. zeggen voor
  5. zeggen voor
  6. zeggen voor
o.v.t.
  1. zei voor
  2. zei voor
  3. zei voor
  4. zeiden voor
  5. zeiden voor
  6. zeiden voor
v.t.t.
  1. heb voorgezegd
  2. hebt voorgezegd
  3. heeft voorgezegd
  4. hebben voorgezegd
  5. hebben voorgezegd
  6. hebben voorgezegd
v.v.t.
  1. had voorgezegd
  2. had voorgezegd
  3. had voorgezegd
  4. hadden voorgezegd
  5. hadden voorgezegd
  6. hadden voorgezegd
o.t.t.t.
  1. zal voorzeggen
  2. zult voorzeggen
  3. zal voorzeggen
  4. zullen voorzeggen
  5. zullen voorzeggen
  6. zullen voorzeggen
o.v.t.t.
  1. zou voorzeggen
  2. zou voorzeggen
  3. zou voorzeggen
  4. zouden voorzeggen
  5. zouden voorzeggen
  6. zouden voorzeggen
diversen
  1. zeg voor!
  2. zegt voor!
  3. voorgezegd
  4. voorzeggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorzeggen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
whisper fluistering; gefluister
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt voorzeggen aandrijven; aansporen; inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opkrikken; opperen; opwekken; prikkelen; souffleren; stimuleren; suggereren; toefluisteren
tell voorzeggen babbelen; beschrijven; bewust maken; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wauwelen; zeggen; zwammen
whisper voorzeggen fluisteren; influisteren; ingeven; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen; souffleren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig

Wiktionary: voorzeggen


Cross Translation:
FromToVia
voorzeggen forecast; predict; foretell; prophesy; augur prédireprophétiser ; annoncer par inspiration divine ce qui doit arriver.