Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal voegzaamheid

Vertaal voegzaamheid van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

voegzaamheid:
- propriety; seemliness; suitableness; becomingness
voegzaam:
- seemly
Wiktionary:
- voegzaam → of use, suitable, appropriate, apt, due, expedient, right, useful, fitting, applicable, convenient, handy, opportune, advantageous, comfortable, becoming, seemly, proper, decent, adequate

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voegzaamheid (Nederlands) in het Engels

voegzaamheid:

voegzaamheid [znw.] zelfstandig naamwoord

voegzaamheid
the propriety; the seemliness; the suitableness; the becomingness
- propriety [the ~] zelfstandig naamwoord
- seemliness [the ~] zelfstandig naamwoord
- suitableness [the ~] zelfstandig naamwoord
- becomingness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voegzaamheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
becomingness	voegzaamheid	eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid
propriety	voegzaamheid	beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; billijkheid; decorum; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; gevoeglijkheid; keurigheid; kiesheid; netheid; redelijkheid; schappelijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
seemliness	voegzaamheid	billijkheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; redelijkheid; schappelijkheid
suitableness	voegzaamheid

Verwante woorden van "voegzaamheid":

voegzaam

voegzaamheid vorm van voegzaam:

voegzaam bijvoeglijk naamwoord

voegzaam
seemly
- seemly bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor voegzaam:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
seemly	voegzaam

Verwante woorden van "voegzaam":

voegzaamheid, voegzame

Wiktionary: voegzaam

Cross Translation:

From	To	Via
• voegzaam	→ of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; right; useful; fitting; applicable; convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; becoming; seemly; proper; decent; adequate	↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.