Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal vinger

Vertaal vinger van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

vinger:
- finger; paw
vingeren:
- finger
Wiktionary:
- vinger → finger, digit
- vinger → digital
- vinger → finger, digit
- vingeren → feel, explore, test, probe, touch, grope, finger, handle
Gebruikers suggesties voor vinger:
- digit

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vinger (Nederlands) in het Engels

vinger:

vinger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de vinger
the finger; the paw
- finger [the ~] zelfstandig naamwoord
- paw [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vinger:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
finger	vinger	finger
paw	vinger	hand; jat; klauw; knuist; poot
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
finger		Finger-opdracht gebruiken; vingeren
paw		krassen; zich krabben

Verwante woorden van "vinger":

vingeren, vingers, vingertje, vingertjes

Verwante definities voor "vinger":

elk van de vijf uitsteeksels van je hand¹
- hij heeft een ring om zijn vinger¹

Wiktionary: vinger

vinger

noun

extremiteiten van de hand
- vinger → finger

vinger

noun

small amount of beverage in a glass
- finger → bodempje; vinger
extremity of the hand
- finger → vinger
finger or toe
- digit → teen; vinger

adjective

having to do or performed with a finger
- digital → vinger

Cross Translation:

From	To	Via
• vinger	→ finger	↔ Finger — Anatomie: ein bewegliches Glied der Hand höherer Primaten
• vinger	→ finger; digit	↔ doigt — Extrémité des mains.

vingeren:

vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)

vingeren
to finger
- finger werkwoord (fingers, fingered, fingering)

Conjugations for vingeren:

o.t.t.

vinger
vingert
vingert
vingeren
vingeren
vingeren

o.v.t.

vingerde
vingerde
vingerde
vingerden
vingerden
vingerden

v.t.t.

heb gevingerd
hebt gevingerd
heeft gevingerd
hebben gevingerd
hebben gevingerd
hebben gevingerd

v.v.t.

had gevingerd
had gevingerd
had gevingerd
hadden gevingerd
hadden gevingerd
hadden gevingerd

o.t.t.t.

zal vingeren
zult vingeren
zal vingeren
zullen vingeren
zullen vingeren
zullen vingeren

o.v.t.t.

zou vingeren
zou vingeren
zou vingeren
zouden vingeren
zouden vingeren
zouden vingeren

diversen

vinger!
vingert!
gevingerd
vingerend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vingeren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
finger		finger; vinger
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
finger	vingeren	Finger-opdracht gebruiken

Verwante woorden van "vingeren":

vinger

Wiktionary: vingeren

Cross Translation:

From	To	Via
• vingeren	→ feel; explore; test; probe; touch; grope; finger; handle	↔ tâter — toucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.

¹Muiswerk Woordenboek